Een omschrijving van het district Para in vermoedelijk december 1837.
Bron: Biodiversity Heritage Library
Tijdschrift voor natuurlijke geschiedenis en physiologie, Volume 12
Uitgegeven door J. van der Hoeven en W.H. de Vriese, te Leiden, bij S. en J. Luchtmans, 1845
Ook als pdf te downloaden
En te lezen op Google Books
pagina's: 163 t/m 184
Frederik Louis Splitgerber's botanische nalatenschap:
UITSTAPJE NAAR HET DISTRICT PARA, IN DE kolonie Suriname.
Uit zijne nagelatene aanteekeningen medegedeeld ,
DOOR
W. H. de VRIESE
Weinige landen kunnen , wat de weelde en de verscheidenheid der vegetatie betreft , met Hollandsch Guyana vergeleken worden ; de gunstigste omstandigheden schijnen zich aldaar te vereenigen , om aan het plantenrijk dien luister bij te zetten , welken men slechts tusschen de keerkringen aantreffen kan. — Dit land, gelegen op eenen geringen afstand van de evennachtslijn , tusschen den Oceaan en het gebergte, dat hetzelve van Brazilië scheidt , moet dus eene zeer afwisselende Flora bezitten ; en wanneer men hierbij voegt een' grond, welks vruchtbaarheid door geen land op den geheelen aardbodem overtroffen wordt , en eene gestadige warmte van 80° a 95° Fhr. , gepaard met eene vochtigheid , van welke men , zelfs in
164
Holland , zicli niet het minste begrip kan vormen , — dan zal men zich niet verwonderen , dat er, met zulk een klimaat eene onophoudelijke afwisseling plaats heeft van bloemen en vruchten , welke gedurende de regentijden wel vermindert , maar nooit geheel en al ophoudt.
Bij mijne aankomst in Suriname , in de maand November , dat is , op het einde van den grooten droogen tijd, werd ik al dadelijk gewaar, dat de meeste gewassen uitgebloeid waren ; en dit was mij geenszins onaangenaam , aangezien men , door een te groot aantal geheel nieuwe voorwerpen te gelijk getroffen , liglt-lijk het hoofd verliest , en daarbij in de grootste verlegenheid geraakt , niet wetende, waarmede aan te vangen Ik had zulks, eenige jaren te voren, ondervonden bij mijne aankomst op Sicilië ; maar daar ontbrak het mij geenszins aan de noodige hulp : — in Suriname daarentegen was ik spoedig overtuigd , dat voor mij geen bijstand van dien aard te verwachten was.
Ik moest dus volstrekt alles doen , en dat nog wel alleen. Zulks viel mij dikwijls zeer zwaar; want , om, na , voor het grootste gedeelte van den dag , in deze verzengde luchtstreek geherboriseerd te hebben , hetgeen vrij wat beweging vereischt , den halven nacht door te brengen met het schikken , etiquetteren en droogen van een steeds aangroeijend getal planten ; — zonder te spreken van de noodzakelijkheid om een' voorldurenden oorlog te voeren tegen een waar leger van mieren ,
165
kakkerlakken en andere insekten , — daartoe behooren en eene goede gezondheid , en een onwankelbare , vaste wil : — beide zijn mij op deze reis gelukkig steeds bijgebleven.
De eerste maanden van mijn verblijf besteedde ik aan het bezoeken van eene menigte plantaadjes , gelegen aan de Commewyne, de Cottica , de Perica-rivier en andere kleinere riviertjes, in dat gedeelte der Kolonie , hetwelk nog in kuituur gehouden wordt. — Overal was de vegetatie overheerlijk , ofschoon de regentijd niet het gunstigste tijdstip zij , om over dezelve te oordeelen : dit was dan ook grootendeels oorzaak , dat mijne verwachting niet geheel en al vervuld werd : te vergeefs zocht ik naar die zonderlinge of die merkwaardige plantenvormen , welke mij bekend waren , hetzij door de in Parijs bewaarde rijke verzamelingen uit Cayenne , hetzij door de beschrijvingen en de platen van Adblet's , P tantes de la Guiane franfaise , een werk , hetwelk mij in de kolonie nooit verlaten heeft , en mij steeds van het grootste nut is geweest. Met groot verlangen dus zag ik een bezoek van Para te gemoet , daar dit distrikt meer binnenlands en hooger gelegen is dan de mij tot hiertoe bekend geworden streek langs de Commewyne-rivier , en dewijl hetzelve daardoor eene andere vegetatie moet opleveren.
In het begin der maand Maart eindelijk , met den aanvang van den droogen tijd, begaf ik mij , in gezelschap van eeuige vrienden , naar het gemelde
166
distrikt , en het is van dit uitstapje, dat ik trachten zal eene korte schets te ieveren.
Geheel Para, zoowel als het grootste gedeelte van Hollandsch Guyana , is overdekt met een onbegrensd bosch , hier en daar afgebroken door
opene viakten , Savannes genaamd. Over het algemeen is de grond heuvelachtig , zandig en somtijds zelfs rotsachtig ; dus zeer verschillend van die lage en moerassige streken der Comtnewyne , alwaar meestal zware klei gevonden wordt, en waarin ik meer dan eens, bij het herboriseren, door bosschen wandelde , alwaar 3 a 4 voet water stond. — In Europa zouden zulke botanische uitstapjes niet veel opleveren ; maar geheel anders is zulks tusschen de keerkringen : de stammen , en zelfs de takken der boomen , vooral in zulke vochtige plaatsen , zijn geheel bekleed met overheerlijke gewassen, zoo als Orchideën, Bromeliaceën , Aroideën , met Varens en andere Cryptogamen.
Koifij en suiker worden in Para niet gekweekt ; daartoe schijnt de zandige grond ongeschikt te zijn; zelfs de Musa wil alhier niet voortkomen, en dit is een waar gemis voor de negers , die de Bananen boven elk ander voedsel verkiezen , vooral omdat deze vrucht geene bereiding hoegenaamd vereischt , hetgeen het geval niet is met Yams, Napjes en Taayers , waarvan zij hier leven moeten.
167
De enkele woningen, welke men hier en daar aantreft, behooren tot houtplantaadjes, en deze verkeren thans in den treurigsten staat; de huizen , ofschoon van hout , worden in het geheel niet onderhouden , en dat nog wel in het midden van deze bosschen , alwaar het zeker niet aan bouwstof ontbreekt : de onverschilligheid der directeuren in Para om hun lot eenigzins te veraangenamen , is voorbeeldeloos, en laat zich slechts hierdoor verklaren, dat deze personen bijna allen kleurlingen zijn , geheel onbekend met alle gemakken : blanken toch willen de directie over zulke planlaadjes niet aanvaarden, daar zij allerslechtst betaald worden. Het noodzakelijke gevolg van dit alles is, dat houtgronden tegenwoordig geene waarde hebben. Konde men de negers verkoopen , dan zoude Para spoedig geheel verlaten zijn : maar dezen bezitten het voorregt , wegens vroegere diensten , aan de kolonie bewezen ten tijde van den oorlog tegen de boschnegers . van nimmer verkocht of verplaatst te mogen worden, zonder eigene toestemming : — eene toestemming, welke ik niet behoef te zeggen , dat zij nooit geven , aangezien hun werk op een houtgrond vast bepaald, en niet zwaar is. Ik moet bekennen, dat mij nergens in Suriname een schooner negerras is voorgekomen , dan in Para. De negers hier leven vrijer , en schenen mij toe zeer vrolijk van aard te zijn.
Eene menigte riviertjes of zoogenaamde kreken doorsnijden Para in alle rigtingen : door derzelver
168
vereeniging vormen zij de Parakreek, welke zich in de Suriname ontlast : dewijl wegen hier onbekend zijn, moesten wij deze kreek opvaren. Wij hadden twee booten ; elke boot met een twaalftal slaven bemand, waarvan de ééne gevuld met provisie en huisraad van allerlei soort, want tot zulk eenen togt moet men letterlijk alles medenemen. Het opvaren was niet gemakkelijk, vooreerst wegens den stroom, welke, ofschoon niet zeer sterk, toch menigen boom, ja zelfs als 't ware geheel en al begroeide eilanden met zich voert. Ik herinner mij nog op een dezer eilanden een dooden kaaiman van zes voet lengte gezien te hebben, welken eenige koningsgieren (Vultur Papa), zoo gemeen te Paramaribo, bezig waren te ontleden, zonder zich in het minst aan ons voorbijvaren te storen. Verder wordt men tegengehouden door geheele boomen, welke over de kreek heen zijn gevallen, waardoor men genoodzaakt wordt aan het hakken te gaan, met het aangename vooruitzigt van elk oogenblik het ligte vaartuig te zien omslaan, door het neérvallen van den een of anderen tak op hetzelve; een gevaar, waarvoor wij gelukkiglijk bewaard bleven. Maar dat alles kost veel tijd en moeite, zoodat somtijds de negers, wanneer het water niet te diep is, uit de boot springen, en dezelve over den boomstam heen dragen. Mijne vrienden waren zeer ontevreden over dit geheele oponthoud, hetwelk zij niet berekend hadden, voor mij daarentegen was het aangenaam , daar ik van elken stilstand gebruik maakte, om eene
169
menigte planten in te zamelen, waaronder zeer schoone Orchideën, welke op de gevallen stammen groeiden. Onder deze laatsten was de Stanhopea eburnea, door mij levend naar Holland overgebragt, en welke in den Amsterdamschen Hortus reeds meermalen heeft gebloeid. Deze plant trok mijne aandacht, zoowel door den merkwaardigen vorm van hare bloem, als door den aangenamen hyacinthen-geur, welken zij verspreidde. Ook de beide oevers waren met overheerlijke gewassen bezet: hier ziet men niet meer de Mangrove (Rhizophora racemosa), met hare, uit alle takken voortkomende hangende wortels; of de naar eenen wilg gelijkende Parwa (Avicennia tomentosa ), beide zoo algemeen langs de Commewyne, maar nu prijkt de schoone Pachira aquatica of Bosch-Cacao, waarvan de heerlijk riekende bloemen de lengte van eenen voet bereiken : verder de groote witte bloesem van de Gustavia augusta, en eene menigte prachtig bloeijende Bignoniaceën, Mimoseën en Combretaceën, waarvan de opnoeming alleen te lang zoude zijn.
Den laatsten dag van onze vaart ontmoeteden wij, tot groote blijdschap der negers, twee zwarte, langharige Coaita - apen (Ateles paniscus), van over de 4 voeten groot, welke langs den oever, al schreeuwende, met eene onbeschrijfelijke vlugheid, van den eenen boom of tak op den anderen sprongen. Zij vergezelden ons op deze wijze gedurende vele uren, als ware hun het gezelschap
170
der menschen aangenaam. De genoemde aapsoort wordt in de kolonie, zonder veel moeite, getemd.
De Parakreek steeds opvarende, bemerkt men weldra eene zonderlinge verandering in de kleur van het water, hetwelk op het laatst volmaakt koffij gelijkt: de terugkaatsing van beide oevers in hetzelve was allerschilderachtigst. De oppervlakte van den stroom geleek volkomen naar een' zwarten teekenspiegel, waarin licht en schaduw zoo scherp mogelijk worden aangegeven. Overigens is deze kleur hier eigen aan al het water, het welk uit deze bosschen vloeit : de humus van eeuwen herwaarts, waarover het heenloopt, moet hiervan de aanleidende oorzaak zijn.
Eindelijk bereikten wij de landingsplaats van de plantaadje Berlijn, het meest verwijderde punt en de eigenlijke plaats van onze bestemming. De woningen van den Directeur en diens slaven liggen op een klein uur afstands van de Parakreek verwijderd. Zij vormen eene soort van gehucht, romantisch gelegen tusschen heuvels van geringe hoogte, in de nabijheid van een beekje, dat naar de Para vloeit, en op eenigen afstand, door bosschen omringd, welke ik niet kon nalaten terstond te bezoeken. Het is mij onmogelijk zelfs een oppervlakkig denkbeeld te geven van den indruk, welken het eerste bezoek dezer bosschen op mij maakte. Dit waren Urwälder in den volsten zin van het woord; de heerlijke beschrijvingen van voN HUMBOLDT, van MARTIUS , MEYEN en andere reizigers, kwamen
171
mij in de gedachten, en ik moest bekennen, dat de wezenlijkheid hunne beschrijvingen nog verre overtrof. Wie toch durft zich vleijen , een regt denkbeeld te geven van zulk een treffend schouwspel? Zulks schijnt mij toe eene vruchtelooze poging, waarvan ik de uitvoering dan ook niet op mij zal nemen. Evenwel, deze bosschen hadden iets eigenaardigs, dat ik in geene andere van Guyana heb aangetroffen: eene ontelbare menigte stammen, allen loodregt en volkomen gaaf, verheffen zich tot 50, ja zelfs tot 75 voet, zonder één enkelen tak te maken, en hunne wijduitgespreide kruinen vormen op die hoogte het overheerlijkste gewelf, dat men zich slechts denken kan, waardoor geen zonnestraal heendringt, en waaronder men eene koelte geniet, onwaardeerbaar, vooral in een klimaat, als dat van Suriname.
Onder dit hooge hout treft men eene geringe vegetatie aan: alle gewassen van eene meer lage statuur schijnen versmoord te worden: dit bewijzen openingen, welke men hier en daar aantreft, en welke ontstaan zijn door het wegvallen van eenige boomen of door eenige andere oorzaak. Deze openingen zijn steeds met heesters of met andere gewassen zoodanig begroeid, dat alle doorgang volstrekt onmogelijk is. Ééne palmsoort echter schijnt de eeuwige lommer dezer bosschen niet te schuwen ; deze is de Para-maka , eene soort van Bactris. Deze zonderlinge Palm heeft geenen stam, zoodat de bladen, van over 25 voeten lengte , als het ware onmiddellijk uit den
172
grond schijnen voort te komen. Zij zijn gewapend met eene verschrikkelijke menigte scherpe dorens, waarvan enkele wel een vinger lang zijn. De negers beminnen grootelijks de vruchten van dezen Palm; mij kwamen zij smakeloos voor.
Dagen lang bragt ik in deze bosschen door. Mijne verbazing hield niet op, bij het nagaan van het gestadige verschil van soorten, geslachten, ja, van familiën van planten, welke aldaar door en op elkander groeijen. Hoe dikwijls zag ik de kruinen van dit reusachtige geboomte versierd met 10 à 20 soorten der schoonste bloemen, allen behoorende tot parasieten of tot klimmende gewassen, welke de takken doorkruisen en te zamen binden, en stengels, welke somwijlen eene lengte van eenige honderden voeten bereiken ! ... Men deinst alreeds terug, bij de gedachte aan den tijd, benoodigd om uit zulk een chaos te geraken, want om dit doel te bereiken, staan den botanist vele zwarigheden in den weg. Men kan zich niet verbeelden, welke moeite het mij heeft gekost, om slechts enkele bloeijende takjes van deze boomen te onderzoeken ; de meeste stammen zijn te dik om beklommen te worden, of zij zijn geheel bedekt met kruipende of met parasiet-gewassen. Tegen anderen ziet men verschrikkelijke mierenen bijennesten , welke elke nadering verbieden. Meer dan eens liet ik, indien dit slechts eenigzins mogelijk was, den stam van eenen voor mij belangrijken boom kappen, maar steeds te vergeefs,
173
daar deszelfs kruin aan die zijner buren bleef hangen. Men moet zelf teleurstellingen van dien aard ondervonden hebben, om te kunnen beseffen, wat ik bij dergelijke gelegenheden gevoelde.
Ook de Lianen, hier taytay genaamd, welke in deze bosschen als reusachtige kabels, steeds geheel bladloos, uit de kruinen der boomen nederhangen. zijn zeer lastig; men moet gestadig, met de bijl in de hand, zich eenen weg banen. En er zijn lianen dikker dan eene menschendij. Onder deze gewassen is eene allerbelangrijkste, niet zelden in Para bekend onder den naam van Watertaytay, de steng heeft hoogstens anderhalf duim diameter; kapt men een stuk van dezen houtachtigen rank af, ter lengte van 4 à 5 voet, zoo stroomt er dadelijk eene hoeveelheid water uit een der uiteinden, voldoende om een groot glas te vullen. Dit water is vrij helder, van eenen goeden smaak, zeer koel, en bevat niets schadelijks voor de gezondheid. Welk een merkwaardig verschijnsel in die zelfde bosschen, waar het water die afzigtelijke kleur heeft, door mij reeds vermeld, en het welk dadelijk de hevigste dysenterie bezorgt aan den onvoorzigtige, die er van drinkt ! Ook houden zich de Indianen gewoonlijk op in die bosschen, waar deze water-liane in menigte gevonden wordt.
Jammer is het, dat het mij niet gelukken mogt bloemen, noch zelfs bladen van dit gewas te zien; ofschoon er stukken van 30 à 40 voeten met onbegrijpelijke moeite en kracht uit het geboomte werden getrokken, was er echter geen enkel bloei-
174
jjend takje aanwezig : hetgene overigens, aan de meeste lianen van Zuid-Amerika eigen is. - De stengel bewees mij, dat het een Cissus was, en de zoo merkwaardige C. hydrophorus, door GAUDICHAud in Brazilië gevonden, kwam mij in het geheugen. Bij gelegenheid evenwel van mijn verblijf te Parijs, gedurende het vorige jaar, heeft mij deze geleerde bewezen, dat onze soorten van de zijne verschillend waren.
De zonderlingste lianen vormen de Bauhinia's. Derzelver ontzettend lange stengels, ook steeds bladloos, zijn volmaakt lintvormig en golvend, van 2#" tot # breedte. Ik was niet weinig verbaasd, een boschje aan te treffen aan de Parakreek, waarvan al de boomen letterlijk aan elkander waren gebonden door stengels van de Bauhinia Outimonta : het geleek volmaakt eene tooneeldecoratie.
Gelijk reeds gezegd is, vindt men vlakten in deze bosschen, van zeer verschillende uitgestrektheid, Savannes genaamd, somtijds hier en daar met enkele heestergewassen bezet, maar boomen ziet men er bijna nooit, hetgeen waarschijnlijk moet worden toegeschreven aan den grond, welke eensklaps verandert in gul zand, veel gelijkende naar dat onzer duinen , som wijlen met fijn mica vermengd en hierdoor, bij zonlicht, onverdragelijk voor de oogen. Hierom bezocht ik deze plaatsen des morgens vroeg, wanneer een zware mist het binnenland overdekt, een mist, welke meestal niet vóór 8 à 9 ure optrekt, en mij
175
dien van het hooge gebergte in Zwitserland herinnerde. De vochtigheid, door denzelven vooroorzaakt, is zoo groot, dat het des morgens, in deze bosschen, letterlijk regent. . Welk eene kracht moet dit niet aan de vegetatie geven!
Tijdens mijn verblijf in Para waren de gewassen op de Savannes in vollen bloei; geen tuin kan zulk een overheerlijk gezigt opleveren. Deze schoone tijd is meestal van korten duur. Twee of drie weken later, indien er dagelijks geen regen valt, is alles verdwenen, als door vuur verbrand : dit duurt zoo lang tot dat de volgende regentijd een nieuw leven te voorschijn doet komen. Dit is niet wel overeen te brengen met hetgeen men wel eens beweert, dat namelijk de Savannes altijd groen zijn en weilanden opleveren. Ik heb wel van deze plaatsen aangetroffen, bedekt met grassoorten van 5 à 6 voeten hoogte, zoo als Paspalums, Andropogones enz. , maar ik kan haar geenszins weilanden noemen.
De Savannes, in den omtrek van de plantaadje Berlijn gelegen, zijn geheel begroeid met plantjes, van eene hoogte van slechts weinige duimen, dragende kleine, maar ontelbare bloempjes. En kele behooren tot geslachten, ook bij ons bekend, zoo als Polygala, Convolvulus, Drosera, Utricularia en anderen , maar verreweg de meeste zijn aan de tropische Flora eigen. Men behoeft slechts de zoo schoone Lisianthi, Cassiae, Burmanniae, Eriocaulo meae enz. te noemen, hier en daar vermengd met kleine heestertjes van Melastomen
176
of Leguminosen, allen met de levendigst gekleurde bloemen versierd. Voor botanisten zijn deze vlakten alleraangenaamst, omdat hier geene zwarigheden bestaan, die zouden kunnen beletten de planten behoorlijk te onderzoeken en te vergelijken. Dewijl deze plantjes daarbij van geringere grootte en drooger van zelfstandigheid zijn, is het gemakkelijker, hen voor het herbarium te bereiden dan de specimina, welke men in de bosschen inzamelt. Het is derhalve geenszins te verwonderen, dat het mij steeds veel moeite heeft gekost, zulke belangrijke plaatsen te verlaten. Door eenen schat Van overheerlijke voorwerpen omringd, kon zelfs de ontzettende warmte, welke aan alle Savannes, wegens gemis aan lommer, eigen is, mij niet verjagen , maar de mij vergezellende negers dachten er anders over en noodzaakten mij meer dan eens, gehoor te geven aan hunne klagten, dat zij niet langer op het gloeijende zand konden blijven staan: gelukkiger wijze waren er steeds bosschen in de nabijheid, om ons te verkoelen.
Hoe merkwaardig evenwel is het, dat, op zulk heet zand, de fijnste en teederste planten van Guyana zich bevinden ! Velen van dezelve zijn slechts eenjarig.
Eene pijniging, waaraan ik sterk leed bij alle herborisatiën op zandgronden, ondervond ik door ontelbare mikroskopische insekten, welke mij terstond geheel en al als het ware bedekten, en welke den geringsten grashalm op zulke plaatsen bij duizenden bedekken. Het insekt, in de kolonie Patate-luis
177
genaamd, en tot het geslacht Acarus behoorende, dringt in het vel en veroorzaakt een onverdragelijk jeuken, hetwelk men alleen verdrijven kan door zich te laten inwrijven met dram (eene soort van Rum) of met citroensap; van welke middelen men evenwel bijkans kan zeggen : « le remède est pire que le mal”, maar, dit is de eenigste wijze om de wonden te voorkomen, welke anders zouden ontstaan door het gestadige krabben. Gedurende al mijne reizen in de binnenlanden liet ik mij dagelijks op dezelfde wijze inwrijven, zoodat het ten laatste niets onaangenaams meer voor mij had. Ook de Chica (Pulex penetrans) is hier zeer lastig : dewijl dit insekt echter zeer algemeen is door geheel Guyana, leerde ik spoedig hetzelve met deszelfs eijeren uit de wonde te halen : deze operatie vereischt slechts eene zekere handigheid.
Meestal zijn de werkplaatsen der houtplantaadjes meer of min van de woningen verwijderd : de afstand hangt af van verschillende omstandigheden; vooreerst van de soort en de hoeveelheid van hout, welke vereischt worden, en dan voornamelijk van de nabijheid eener kreek of van eenig bevaarbaar water, om het transport te verligten, want, is hiertoe geene gelegenheid, zoo zijn de negers genoodzaakt de stukken hout of de planken te dragen, hetgeen waarlijk een te zwaar werk is.
Middelen van vervoer zijn hier evenmin bekend als wegen ; wel is waar, het eene zonder het andere zoude van weinig dienst zijn.
178
De plaats, alwaar toen de slaven van de plantaadje Berlijn werkzaam waren, was 7 uren gaans van hunne woningen verwijderd. Hierom ontvangen zij een werk of eene taak voor de geheele week. Zij vertrekken 's maandags en komen dikwijls den vijfden dag reeds terug, daar hunne taak niet zwaar is voor de uitvoering. Het spreekt van zelf, dat zulk een afstand veel te groot is voor een Mulatten - Directeur; deze is te trotsch, en vooral te lui, om iets vermoeijends te verrigten: het gevolg hiervan is, dat hij met het werk zijner slaven geheel en al onbekend blijft, en dat hij zich moet vertrouwen op zijn blank-officier, maar de laatste bezit nog minder ijver, indien zulks mogelijk mogt zijn, dan zijn chef, en zoo gaat alles op de meest slaperige wijze voort.
De Directeur was niet weinig verbaasd toen hij vernam, dat ik, niettegenstaande al de gevaren, waarvan hij mij gesproken had, evenwel deze wandeling wilde ondernemen, daar zulk een togtje mij zeer belangrijk voorkwam, en mij een rijken oogst beloofde. Ik vergezelde dus de negers, over de honderd in getal, met vrouwen en kinderen, naar hunne werkplaats. Wij vervolgden een pad door het overheerlijkste bosch, dat men zich kan voorstellen. Mijn zwart gezelschap was vrolijk, en zocht zich door zingen den weg te verkorten. Wat mij betreft, ik maakte van deze gunstige gelegenheid gebruik, om mij den inlandschen naam van menigen boom en struik te doen opgeven, hetgeen ik tot op dien dag te vergeefs aan blanken
179
had gevraagd. Dezen toch, hunne onkunde niet willende bekennen, hadden mij denzelfden boom meer dan eens onder verschillende soorten onder denzelfden naam, aangewezen. De negers daarentegen, zoowel als de Indianen, zijn over het algemeen meer oplettend aangaande de voorwerpen, welke zij dagelijks zien, zoodat men op hunne aanwijzing staat kan maken. Hiervan heb ik menig bewijs gehad.
Alzoo toonden mij de negers de Ingie Pipa , (Couratari guianensis) aan, waarvan de inlandsche naam de volmaakte gelijkenis van de zaaddoozen met eenen pijpenkop aanduidt; voorts de Bosch - kalebas ( Couroupita guianensis), merkwaardig, zoowel door hare zonderlinge bloemen, als door hare dubbele zaaddoos, dikwijls grooter dan een menschenhoofd; den Tapoeripa (Genipa Caruto), waarvan de Indianen de vruchten gebruiken om zich zwart te verwen; het Bijlhout (Eperua falcata), waarvan men in het groene gewelf de groote peulen ziet hangen aan stelen van 2 à 3 voet lengte : allen boomen van verre over de 100 voeten hoogte, zonder nog te spreken van den Hoepelboom (Copaifera guiamensis), zoo bekend door deszelfs balsem, den Tonkaboom (Dipterix odorata) en eene menigte der meest geachte houtsoorten, welke hier gekapt worden. Ik behoef niet te verzekeren, dat mij de weg in het geheel niet lang toescheen.
180
De werkplaats bereikt hebbende, vond ik aldaar eene soort van kamp opgeslagen, veel gelijkende maar dat der Indianen, bestaande uit kleine afdaken, met taspalmbladen bedekt, waaronder de negers slapen en hun voedsel bereiden. 's Avonds worden er groote vuren aangestoken, niet alleen om jaguars of andere wilde dieren te verjagen, maar vooral om zich te ontlasten van de menigte musquiten, welke in de bosschen onverdragelijk zijn. Gelukkiglijk had ik mijn musquiten-gaas mede genomen, zoodat ik van deze dieren geen' hinder had. Echter bragt ik eenen slapeloozen nacht door; eene menigte der grootste vuurvliegen, welke ik tot nu toe had gezien, vlogen gestadiglijk rondom mijne hangmat, en flikkerden mij in de oogen. Daarbij kwam het onophoudelijke gebrul der Baboen-apen, welke in deze bosschen vergadering schenen te houden, en eindelijk nog een gevoel van koude, dat mij grootelijks hinderde, ofschoon de thermometer 71° aanwees. Al die genoegens deden mij met vreugde den opgang der zon begroeten, en het duurde niet lang, of ik was weder op weg naar Berlijn, maar vooraf bezigtigde ik de werkzaamheden der negers. Gelijk ik wel verwachtte, was de wijze van bewerken van het hout als het ware nog in hare allereerste kindschheid. Mechanische middelen om het werk te verligten of te bespoedigen zijn hun onbekend, en zouden mogelijk bezwaarlijk ingevoerd kunnen worden, daar de negers zeer gehecht zijn aan
181
hunne gewoonten. Daar de houtsoorten over het algemeen uiterst hard zijn, vereischt de bewerking ontzaggelijk veel tijd, vooral wat het zagen betreft. Stoom zoude hier met veel voordeel kunnen gebruikt worden , maar hiertoe behoort geld, en dit wordt op houtplantaadjes niet verdiend en dus ook niet uitgegeven.
Verbeteringen zijn hier niet te verwachten; want men moet Para als eene ware oäsis in de woestijn beschouwen, onbekend aan het grootste gedeelte der kolonisten; zelfs de administrateuren der aldaar gelegene plantaadjes komen zeer zelden deze streek bezoeken, dewijl zij weten, dat er een volstrekt gemis is aan alles, en evenwel is dezelve, naar mijn oordeel, het bevalligste gedeelte van Suriname.
Voor eene slooping dezer bosschen is in het geheel niet te vreezen : naauwelijks bemerkt men dat hier of daar boomen gevallen zijn, daar slechts zoo veel stammen geveld worden, als de plantaadje ter verzending noodig heeft, en al de omringende blijven staan. Een gedeelte, waar het hout geveld is, keert binnen weinige jaren tot vorigen staat terug. Hierbij moet men weten, dat de concessiën van gronden, aan plantaadjes gegeven, zeer uitgebreid zijn; zoo, bij voorbeeld, bedraagt Berlijn 6800 akkers, Berg en Daal bijna 10,000; en evenwel is de opbrengst van zulk een eigendom weinig of niets. Dit kan wel niet anders zijn, daar de geheele consumptie van hout,
182
in de kolonie, zich bepaalt tot Paramaribo, en dan nog wel slechts voor een gedeelte, dewijl het beter koop is planken, ja, geheele huizen, van Noord-Amerika te laten komen met de melassieschepen, dan zich dezelve in het land zelf aan te schaffen en met het inlandsche hout te bouwen.
De handwerken worden in Suriname duur betaald en de uitvoering is veelal zeer middelmatig: alweder een nieuw bewijs van de geringe activiteit der bewoners.
De houtsoorten van onze kolonie wedijveren, zoowel in schoonheid als in duurzaamheid, met al diegenen, welke in Europa zoo zeer gezocht worden voor meubelen, als anderzins. De ongemeene hardheid van eenige van dezelve, zoo als ijzerhard, letterhout en meer andere, biedt wel eenige moeite aan in de bewerking, maar , behalve dat al de soorten deze hardheid niet bezitten, zoude men spoedig middelen weten te vinden, om dit bezwaar te overwinnen. Het is slechts te betreuren, dat de kostbare vrachten van hout, maar Holland, tegen de verzending steeds een bezwaar moeten opleveren.
Aangezien ik niet begeerig was om tweemaal denzelfden weg te volgen, sloeg ik, door een paar negers vergezeld, een ander pad in, om naar de plantaadje terug te keeren, en ik vond in deze donkere bosschen nog menig belangrijk gewas, onder anderen de Helosis guianensis, eene merkwaardige plant uit de familie der Balanophoreën
183
voorzeker de zeldzaamste van het geheele plantenrijk. Dit gewas gelijkt volmaakt naar een fungus, en herinnerde mij de tot dezelfde familie behoorende Cynomorium coccinum, welke door mij, in 1833, op een naakt eilandje, bij Trapani, op Sicilië, is gevonden. Beide plantsoorten hebben denzelfden habitus, maar welk een verschil bestaat er niet in derzelver groeiplaats ! - Voorts, trof ik, ook op deze wandeling, voor het eerst de Lecythis grandiflora aan, waarvan de houtachtige zaaddoozen in Fransch - Guyana den naam dragen van marmite de Singe , als ook die sierlijke kleine Voyria's, welke ik in het Tijdschrift voor Natuurlijke Geschiedenis (Deel VII. bl. 129) heb beschreven; derzelver levendig gekleurde bloempjes bemerkt men bijkans niet tusschen de afgevallene bladen, welke sedert onheugelijke tijden den grond dezer bosschen bedekken.
Op Berlijn terug gekomen, vond ik mijne vrienden, tot mijn leedwezen, bezig met het maken van toebereidselen voor de terugreis. Wij vertrokken dus weder te zamen, en bezochten nog de houtplantaadjes Onoribo en Ozembo, beiden van minder belang dan Berlijn, maar, vooral de eerste, zeer schilderachtig gelegen, en hoogst belangrijk voor een botanist. Mijn plantenbuit werd steeds grooter, zoodat ik eene zeer belangrijke verzameling naar Paramaribo terug bragt.
184
Ofschoon ik later veel dieper in het binnenland doorgedrongen ben, is mij steeds de herinnering van dezen togt alleraangenaamst gebleven. Mijne verwachting aangaande de vegetatie van Para, te voren reeds zoo zeer gespannen, was nog verre weg overtroffen.