Geschreven door Philip Dikland van KDV Architects.
Origineel artikel te vinden op: Plantage Topibo op Google Drive
Aanvullingen door Pinasroots middels [ grijze tekst ]
rechteroever in het afvaren
volgorde: Jagersburg, Loefbeek, aan Loefbeek, Topibo, de Vrijheid, aan Onoribo, de Watering.
De Para-kreek was in de Engelse tijd druk bezet, maar werd in de Nederlandse tijd steeds minder belangrijk. In latere tijd waren er voornamelijk houtgronden.
Chronologie:
ca 1667
Toen Suriname nog 'Willoughbyland' heette, naar de Engelse baron Francis, de vijfde baron van Willoughby, bestond Topibo al. Het lijkt erop dat Topibo een Indiaansche naam was voor de 20 meter hoge heuvel die zich aldaar bevond. (zie ook De herkomst en de beteekenis van Surinaamsche plantagenamen, door Fred. Oudschans Dentz 1945)
Op onderstaande twee kaarten uit ca 1667 is te zien dat "L. gen. Byam" (William Byam *ca1623-†1670) op plantage Topibo óf De Vrijheid een plantage had.
William Byam, zoon van Eduard Byam en Elisabeth Eaglesfield, was in het gevolg van Francis, lord Willoughby of Parham, toen deze als gouverneur-generaal de W.-I. eilanden namens den in Nederland tegenover Cromwell als koning uitgeroepen Karel II, in 1650 naar Barbados vertrok en kort daarna een eigen kolonie stichtte onder den naam van Willoughbyland [het huidige Suriname], waar de kolonisten in 1653 een soort royalistisch gemeenebest vestigden en voor den tijd van drie jaren majoor Byam als president kozen. Toen in 1657 Byam's termijn om was, wilden de kolonisten een anderen president kiezen, doch Byam slaagde er in de overhand te verkrijgen en behield zijne positie tegen den zin van vele kolonisten. Hij beweerde eene koninklijke aanstelling te bezitten, welke hij echter nimmer toonde. Met behulp van een groot gedeelte van de koningsgezinde partij, die hem steunde, veranderde hij zijn titel in dien van gouverneur en maakte van het gekozen parlement een kolonialen raad.
Deze raad bestond volgens Mrs. Behn (Aphra Johnson) uit zulke beruchte schurken als de gevangenis van Newgate nog nimmer had losgelaten. Een samenraapsel van verschillende nationaliteit en van revolutionairen aard, dat zich in Suriname in den loop dier eeuw had gevestigd, maakte Byam het bestuur zeer moeilijk. Hij trad als een despoot op. Tal van pamfletten werden in dien tijd te Londen uitgegeven. Toch scheen het bestuur van Byam de eerste kolonisten te bevredigen. Er was vrijheid van handel en geweten en volgens Warren was het bestuur monarchaal, een navolging van het Engelsche; de wetten van Engeland waren die der kolonisten.
De zetel van het bestuur werd in 1665 overgebracht naar het houten Willoughby-fort (het tegenwoordige fort Zeelandia) en, daar niet voldoende versterkt, moest Byam zich op 27 Februari 1667 aan den Zeeuwschen commandeur Abraham Crynssen overgeven, waarbij hij eervollen aftocht verkreeg.
Het verhaal van de inneming van Paramaribo, door Byam geschreven en bewaard in Sloane MSS. 3662, is in de Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap, 1898, deel XIX opgenomen. [DBNL.org: 'Verhaal van de inneming van Paramaribo (1665) door Generaal William Byam' in Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 19 (1898)]
Na de herovering van Suriname door den Engelschen admiraal John Harman op 3 Oct. 1667 verzocht Byam om door een krijgsraad zijne overgave van 27 Febr. 1667 te doen onderzoeken. [Opm PR: schijnbaar werd hij door de jongere broer van Francis Willoughby, William, aangeklaagd voor lafhartigheid. zie 'Willoughbyland: England's Lost Colony' (Parker 2015)] Deze verklaarde: ‘that they found he had in all particulars demeaned himself as became a loyal and faithful subject, as a valourous, prudent commander and an honourable person’.
Later wordt Byam als gouverneur van Antigua vermeld. Vgl. Encyclopaedie van Ned. West-Indië
1914/1917, blz. 184-185.
Bron letterlijke tekst: DBNL.org: Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 39, Johannes Müller 1918 (pdf)
Op de onderste kaart (C-6709) is de heuvel van Topibo te zien. Vanuit daar liep waarschijnlijk een pad naar het huis van ene Stantor (John of Thomas Stantor volgens Zeeuwse archieven: Zeeuwse archivalia uit Suriname en omliggende kwartieren het Surinaams museum, Paramaribo KDV architects, Paramaribo 2003) op vermoedelijk de latere plantage La Simplicité. Het pad zal Byam een makkelijkere toegang tot de toenmalige hoofdstad Toorarica (Thorarica) en zijn andere plantage hebben verschaft. Tussen Stantor en Byam, op het pad, staat 'Ropamica'. Dit betreft vermoedelijk plantage 'Urapanica', welke later bij plantage De Berseba is getrokken en tussen De Berseba en La Simplicité lag [bron: Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden. Abraham Jacob Aa, 1848]
Een andere plantage in het bezit van Byam lag aan de Suriname-rivier (op afbeelding C-6709: links boven), op of nabij de latere plantage Palmeneribo of Surimombo (beiden in 1708 eigendom van Jonas Witzen: zie tekeningen van de huizen op Palmeneribo en Surimombo, Atlas of Mutual Heritage).
Meer informatie over Byam is te lezen op documentatie van Philip Dikland over plantage Palmeneribo.
Meer over de geschiedenis van deze tijd op surinameview.com
1679 - fortje
In 1679 bestond Topibo al. Het was in die tijd de voornaamste militaire post aan de Para, en wordt omschreven als een "fortje". In 1679 was de Para het brandpunt van een zware indiaanse guerilla-oorlog. De meeste plantages werden aangevallen en verbrand. Gouverneur Heinsius had daarom plannen om de post verder te versterken tot een volledig fort, als verdedigingspunt tegen de indianen:
"... Verders referere alles aen de nevensgaende bijlagen waerbij Uwe Ed: Mo: connen sien datter niets versuijmt is int werck te stellen t'gene geoordeelt is geweest eenichsints tot onsen beste te connen dienen, gelijck tot noch toe daermede besich sijn. Ende wederom in Para aen een plaetse genaemt Topibo een sterckte gaen beginnen, om daerdoor de plantagien in de bovenlanden gelegen soo veel mogelijck voor het overloopen van d' indiaenen te bevrijden ..." (1679 - 18 augustus - brief Johannes Heinsius , RAZ 2035 no. 340)
GIDS102 Gids Staten van Zeeland en Suriname, 1667-1684 (1692), p.288 (opent een PDF)
GIDS 102: 3.14.3. / 429 Getuigenverklaring van sergeant Jan de Jonghe en liutenant Simon Schoppens, 1680
Samenvatting: In augustus 1679 waren zij onder bevel van Bernhard Plijster met 2 boten, 30 soldaten en enige timmerlieden op weg naar post Topibo. De Parakreek werd echter versperd door omgekapte bomen, waarachter Indianen zich hadden verschanst. De afspraak was dat de Jonghe en Schoppens in de voorhoede zouden varen en de bomen verwijderen, daarbij gedekt wordende door de hoofdmacht onder Plijster. Echter was Plijster ver achtergebleven en had hen niet gedekt.
1707 - Jacob de Bruijn (archief Sociëteit van Suriname dd.1711)
Het archief van de Sociëteit van Suriname 1682-1795 (Nationaal Archief Den Haag: toegang 1.05.03) bevat een Generale lijst van gronden die omstreeks 1707-1709 door Raden van Politie aan ingezetenen zijn vergunt en in allodialen eigendom overgegeven.
Hierin staat het volgende geschreven
03-12-1707
Aan Jacob de Bruijn geconfirmeert de eigendom van Topibo gelegen in Para, groot 500 akkers
[Persoonlijke] Staat: Jacob de Bruijn is een kostplanter, hier geweest voor het jaar 1694 eer het boek der passagiers is geformeert. Heeft 13 slaven en 2 kinderen. Bet: aan hoofdgeld voor anno 1710 F.8,50
NL-HaNA toegang 1.05.03, inv. 238: 1711 maart 27 - 1711 september 14 / scan 297, folio 199
30-04-1708
Aan Jacob d'Bruijn een stuk land groot 800 ackers, gelegen annex zijn boven schijd linie en soo Para op waert streckende 800 ackers.
Staat: Als te vooren te sien op de tweede post. [van 03-12-1707]
NL-HaNA toegang 1.05.03 / inv. 238 / scan 299, folio 201
Jacob de Bruijne (Bruijn, Bruin), geboren in Axel in Zeeland, ging op 11-02-1696 in ondertrouw met de in Suriname geboren Susanne Erlie (Herlins, Erli, Eerli, Erlie, Eerlie, Erle, Eerly, Eerling, Weerlingh?), weduwe van Jan de Corst of Court. Beiden woonden in Para.
Op 25 maart 1696 traden zij in het huwelijk:
1696: Le 25 de Mars jay beni le Mariage de Jacob de Brun, natif d'Axel en Zeelande & de Susanne Herlins veuve de Jean La Cour, native de cette Colonie demeurant lien & Lautre a Para.
NL-HaNA 1.05.11.16, inv.9, scan 70
Het is nog onbekend wie de moeder is van de 2 vermelde kinderen van Jacob de Bruijn.
Na zijn dood hertrouwde Susanne Erlie. Op 26-12-1716 ging zij in ondertrouw met Jan Weijne uit Wessem in het Spaanse Gelderland (het huidige Wessem in Limburg, Ned., ooit Spaans-Gelre). Op 11-01-1717 werd het huwelijk voltrokken in het huis van La Forie. [NL-HaNA 1.05.11.16, inv.9, scan 91]
1708 - detailkaart Paragebied
In 1708 tekende Augury een detailkaart van het plantagegebied langs de Para. Topibo staat op de kaart vermeld. Als plantage ? Of als militaire post ? Dat is niet helemaal duidelijk.
De kaart geeft de volgende informatie:
1708 (Augury) | 1737 (Lavaux) | 1930 (Bakhuys) | |
Dirk Vlack | Copimawabo (27) | Jan Mulgers | Hanover |
Couderc | Jagersburg (26) | J.P. Vischerz. | Jagersburg |
Van Ommeren en Belring | Wangunst (25) | M.S. Pallak | Loefbeek |
Geever Brand Beeck | Vollenhoven (21) | erv. Adamsz. | aan Loefbeek |
Topibo | Topibo (20) | Sussanna | Topibo |
- | de Vrijheid (14) | Maket | de Vrijheid |
Auwe grond van Pleignol | Ambraribo (13) | Ben. Michiels | aan Onoribo |
1734 - Susanna Eerli of Erlie, weduwe Jan Wijne (Wijnen, Weijne)
Bij prisaties van diverse stukken grond op 04-10-1734 [NL-HaNA_1.05.03_262_0593] is het volgende te lezen:
No.7 Een stuk ditto [land], toebehoorende Govert Andriesse Hovaardig, onbewoond en onbewoond, 1000 ackers, gesteld op een somma f.3000
NB. Een Pa Negros slaven toebehorende Govert Andries Hovaardig, in Huur zijnde bij Zuzanne op Toppibo.
Op 15-01-1735 wordt er een inventaris & prisatie gemaakt van de slaven die zich op plantage Topibo bevinden. De slaven behoren toe aan Govert Andries Hovaardig. De weduwe van Jan Wijnen is daarbij aanwezig. Zij blijkt de slaven te hebben gehuurd en kan daardoor de waarde inschatten.
[NL-HaNA_1.05.11.14_167_0041]
Op 12-04-1741 laat Susanna Erlie vastleggen dat zij Jan Cors, uit "bijzondere liefde en genegenheid", haar huis en erf zal schenken na haar dood. Het huis is gelegen in Paramaribo tussen de huizen en erven van Francois des Loges en Wolffgang Hendrik Feijerdag. Het document is opgemaakt op plantage Topibo en ze tekent met een kruisje.
[NL-HaNA_1.05.11.14_760_0036]
Op 20-06-1747 laat Susanna Eerlie, weduwe Jan Weijne, vastleggen dat in haar testament wordt opgenomen dat zij haar "creole negerin" Flora de vrijheid wil schenken voor "trouwe, en langduurige dienste en oppassingen". Het document is opgemaakt op Topibo en als getuigen traden op: J. de la Croux__, Johannes de Loef, Maria Jansen weduwe van Bosse en Susanna Clusman.
[NL-HaNA_1.05.11.14_675_0283]
1737 - Sussanna, 1300 akkers (kaart Lavaux 1737)
Welke Susanna kan dat wel zijn geweest ?
Op de "kleine Lavaux", die kort na 1737 werd gepubliceerd, staat als eigenaar van Topibo vermeldt "Suss. Eerly". Dit blijkt Susanna Eerli / Erlie te zijn, de weduwe van Jan de Corst of Court, Jacob de Bruijn en Jan Wijne of Weijne.
1753 - Jan Kors / Cors
Jan Kors en zijn zus Susanna Kors, huisvrouw van Aubin Nepveu, waren erfgenamen van Susanne Eerli (Erlie), weduwe van Jan Wijne / Weijne.
Op 23-10-1753 leggen Jan en Susanna vast dat Topibo het eigendom wordt van Jan Kors. [NL-HaNA_1.05.11.14_336_0327]
Jan Kors is overleden op 18-02-1756 en werd begraven op de Oranjetuin in Paramaribo. Hij had tot zijn enige en universele erfgenaam benoemd zijn nichtje Susanna Maria Nepveu, dochter van zijn zus Susanna Kors en diens echtgenoot Aubin Nepveu. [NL-HaNA_1.05.11.14_339_0111]
Archief Sociëteit van Suriname, 30-10-1766
[...] Neeme de vrijheijd mede aan de WelEd: achtbaare Hove te rapporteeren als dat de Plant: Loeffbeek [Loefbeek] al in zengen tijd tijd van geen Blanken versien is.
En op de Plantagie Topibo Een slaave mulat die zo goed als de slimste Neger is de opsigt heeft.
Gemelde Twee Plantagies zijn de Twee grootste konkel plaatsen die hier bekend zijn want niet alleen dat de slaaven hier van de Plantagies haar Lieder rendevou plaats aldaar hebben, maar des zaturdags heele Coerjaare [corjalen] vol aldaar van Paramobo [Paramaribo] ter vergadering komen.Dierhalven vinde mij verpligt om alle ongelukken en disordres voor te komen uwelEdele Gestrenge Heer en de WelEd: achtbaare Heeren hier van kennisse te geeven, want zie hier door quade gevolgen te gemoed. [...]
Getekend: J. Fetter
[NL-HaNA_1.05.03_158_0126]
1770 - Aubien Nepveu, 1300 akkers (kaart Lavaux 1770)
De vijfde druk van de kaart van Lavaux bevat veel onjuistheden, omdat de drukker geen actuele informatie uit Suriname kreeg aangeleverd. Ook de informatie over Topibo is niet correct. In 1770 was Aubin Nepveu reeds overleden.
Aubin Nepveu (11-12-1714 Amsterdam - 18-10-1765 Suriname) was de zoon van Louis Nepveu en Suzanne Hamelot, gehuwd 1709 te Amsterdam (Gemeente Archief Amsterdam: Ondertrouwregister, archief 5001, inv. 544, blad p.372). Deze hadden zich omstreeks 1724 in Suriname gevestigd. Hun kinderen Elisabet (02-04-1711, gehuwd met Duvigneau + Noortman), Anne (06-03-1713 - 24-01-1752), Aubin (11-12-1714), Marte/Martha (18-07-1717 - 17-03-1756, OT), Jean (27-08-1719 - 27-02-1779) en Susanne (15-11-1721) waren toen al geboren. In Suriname werd nog een dochter Louisa (17-12-1724) en een zoon Louis-Pierre (31-05-1727) geboren.
Aubin Nepveu was vanaf 1758 tot zijn overlijden raadsheer van het Hof van Politie en criminele justitie. Daarnaast was hij planter, administrateur van plantages, en eigenaar de plantages Vrouwenvlijt & de Hulp aan de Orleanekreek, Topibo aan de Para, en Broedersgift aan de boven-Commewijne. Hij was gehuwd met Susanna Cores. Over kinderen is niets bekend, de geboorteregisters uit die tijd zijn verloren gegaan.
Volgens het verhoor op 05-02-1751 van Maria Emelia de la Riviere, inzake grieven ten laste van J.J. Mauricius, werd Susanna Kors "Susje Kors" genoemd en was zij een mulattin "geparenteerd" aan de weduwe F.C. Bosse, Maria Jansz. [bron]
Volgens "Kort genealogisch overzicht betreffende de familie Nepveu" (Delpher), hadden Aubin Nepveu en Suzanne Kors één dochter: Suzanna Maria Nepveu, geboren 1745 te Paramaribo, overleden 03-10-1802 (of 16-08-1776). Zij zou zijn onterfd omdat zij tegen de zin van haar vader, (op 09-02-1765 in Terborg, NL) huwde met Carel Nering Bögel: geboren 21-07-1746 te Wisch, overleden 1802. Aubin zijn gehele fortuin ging naar zijn broeder Jean, die echter alles aan zijn nicht teruggaf. (Toch lijkt het er wel op dat zij de erfgename was van haar vader, zie Amsterdam Not. archieven, archnr.5075/inv.11181/no.220/p.322.) Kinderen van Nepveu en Bögel, allen gedoopt in Terborg (NL): Aubin Nering Bogel 13-01-1765 NL - 02-07-1821 Sur, Zuzanna Agatha Maria Bögel 12-03-1766, Zuzanne Agatha Hendrica Bogel 09-10-1768. [bron aktes: Gelders Archief]
Susanna Kors overleed in 1762:
"...1762-april 18 Debet Aubin Nepveu - A kerkegeregtigheid voort begraven van zijn Ed: beminde Susanna Corss f 50,-
....1765-februari 9 ... A kerkegeregtigheid voort leggen van een dubbelde sarksteen op 't graff van zijn vrouw Susanna Corss f 100,-"
Aubin Nepveu is niet hertrouwd. Hij overleed drie jaar later, in 1765.
"..... 1765-october 18 Debet Boedel Aubin Nepveu - A kerkegeregtigheid voor begraven van hem Aubin Nepveu in de nieuw oranje tuijn f 50,- .....1767-october 30... A 't leggen van een sarksteen op der selfs graft f 50,- ...."
Na Nepveu's overlijden werd de plantage geïnventariseerd. Deze was 1300 akkers groot, met een slavenmacht van 25 mensen. Er werd wat cacao en wat kost verbouwd. De waarde van de plantage werd getaxeerd op fl. 12.839,-.
Op 22-10-1770 is plantage Topibo (weer?) geïnventariseerd. Deze behoort op dat moment aan de boedel van Nepveu. Er zijn dan nog 14 slaven aanwezig op plantage Topibo. [NL-HaNA_1.05.11.14_230_0425]
1784 - boedel A. Nepveu
De beestegrond Topibo behoorde bij de boedel van A. Nepveu. Administrateur was F.E. Becker. (bron)
1793 - boedel Willem Jacobise Klint (almanak 1793)
De grond was opnieuw aangelegd als rijstgrond ; de directeur was F. J. Bouhon. De grote koffieplantage Montresor aan de Commewijne behoorde eveneens tot de boedel Klint.
1798 - boedel W.J. Klint (Surinaamsche Almanach 1798)
Topiebo, Hout pl. 800 akkers.
Eig. Boedel W.J. Klint.
Adm. Mr. van Stuyvesandt, Menke en Kuvel.
Dir. J. van Farick.
1821 - S. Abendanon (almanak 1821)
Topibo was een houtgrond. Abendanon administreerde zijn zaken zelf. De directeur was H. A. Samson. Ook de houtgrond Bij Geval was van dezelfde eigenaar. Andere leden van de familie hadden de koffieplantages Broedersgift, Rhijnberk, Groenendaal en Monitor in eigendom.
1825-1833 - J.H. Franke of Francke
Topibo was een houtgrond van 1300 akkers. J.H. Franke administreerde zijn zaken zelf. Directeur was J.G. Snebeling. De grond is op 3 mei 1833 verkocht en op 19 juni 1833 getransporteerd naar H. Schouten, eigenaar van plantage Onverwacht. (bron)
J.H. Franke/Francke betreft vermoedelijk Johan Henrich Francke. Hij is geboren omstreeks 1768 en overleden op 26 februari 1841 op 73 jarige leeftijd, als gepensioneerde Majoor Titulair bij de Kompagnie Koloniale Guides.(bron) Na zijn dood wordt op 11 november 1842 een erf aan de Drambrandersgracht La. E. nummer 113 verkocht.(bron)
(Of betreft het Jan Harme Franken 1758 - 11-06-1819 Par'bo, oud-Raad van Civiele Justitie? (Hij had met Tina van Franke een dochter: Maria Elisabeth Franke (zie persoonsgegevens Schouten) * Bij de verkoop van Topibo in 1833 staat geen "boedel Franke" dus ik neem aan dat dit een andere persoon betreft.)
Op 3 mei 1833 is plantage Topibo verkocht aan H. Schouten.
(28284) De Exploicteur bij het Geregtshof te Suriname, dagvaard bij dezen alle bekende en onbekende Crediteuren van de navolgende Personen, als : [...] Van J. H. FRANCKE, wegens het provenue van op den 3 Mei 1833, bij Executie verkochte Grond Topibo; aangekomen hebbende J. H. FRANCKE.
Surinaamsche courant 08-08-1833
Transporten (20839)
Den 19den junij 1833.
... aan H. Schouten, voor den Houtgrond Onverwagt, van den grond Topibo, aan de Para kreek, aangekomen hebbende J.H. Franke.
Surinaamsche courant. Paramaribo, 22-06-1833.
1835 - H. Schouten (Almanak 1836)
De houtgrond is nu 1800 akkers groot. Administrateurs zijn H. Schouten, J. Zaal en H. Klint.
1843 - H. Schouten (almanak 1843)
De houtgrond was 1800 akkers groot. Schouten was tevens eigenaar van de houtgrond Onverwacht. Beide gronden werden geadministreerd door H.G. Roux, J.G.W. Banffer en A.F. Gerdeman. H. W. Builab [*Hendrik Willem Buillab] was de directeur.
1856 - helft van Topibo: boedel Elisabeth Christina Schouten
De grond was verlaten.
1856 - Verlaten (almanak 1856)
1863 - emancipatie
Topibo komt niet voor in de administratie van de emancipatiebetalingen ; waarschijnlijk was de grond toen al buiten productie gesteld.
1863 - 2002 - familie Pinas ; Suralco.
zie : Plantage Topibo na 1863 , Onteigening plantage Topibo 1 en Onteigening Topibo 2 en 3
De plantage is geheel verlaten. Alleen het graf van Francois Pinas herinnert nog aan vroeger tijden.
Was Pinas de eigenaar van de grond ? Dat blijkt inderdaad zo te zijn. Joop Pinas, opsteller van een stamboom van de familie Pinas bericht hierover het volgende :
“.... De plantage werd langgeleden toegekend [ *aangekocht ] aan drie broers Pinas, waarvan één mijn overgrootvader Petrus Francois. Deze kreeg Topibo 2. De overigen uiteraard 1 en 3.
Eind jaren '50 heeft de toenmalige minister-president Pengel samen met minister Kraag de plantage onteigend t.b.v. de Alcoa. Mijn oom Herman mocht nog wel blijven wonen op de plantage, tot zijn overlijden in de jaren '60. Ik ben nog in het bezit van een plattegrond ...”
Petrus Francois was gehuwd met Lisette Crisis. Beiden waren oorspronkelijk afkomstig van de plantage Onverwacht, een eindje stroomopwaarts aan de Para. Hun familienamen hadden zij ontvangen bij de emancipatie van 1863.
Petrus was ongetwijfeld de leider van de kleine gemeenschap, de man die de beslissingen nam en bij wie eenieder om raad kwam. Hij was tevens een voorganger van de E.B.G. kerkgemeente. Een in het sranang geschreven brief van hem is bewaard gebleven; de vertaling luidt aldus :
Topibo, 4 September 1881,
Ik en mijn gehele huis sturen aan u, grote zendeling, de zeer hartelijke groeten in de Heer. Ook de andere Broeders en Zusters sturen u en uw familie de groeten. Hartelijk dank aan u. Vergeet ons niet in uw gebeden, vooral onze gemeente hier in Para niet, want onze gemeente is zo apart dat ik het niet kan vertellen.
Ik houd hier iedere zondag een beetje kerk in de naam van de Heer. Ik neem woorden van de dagtekst, zoals de Heer mij de gelegenheid geeft die te verstaan en ik doe wat ik kan doen. Maar vaak moet ik met verdriet voor de Heer staan en huilen om te zien hoe zwak het geloof is. Hier in mijn dorp zijn de meeste mensen voor de kerk getrouwd, voor het uiterlijke, maar wat de ziel betreft zijn zij leeg. Mocht de Heer komen dan zouden zij met zekerheid als een arme zondaar roepen “Ach Heer, uzelf hebt gezien dat ik spijt heb over mijn zonden en verheugt mij om u te zien, omdat ik in tranen ben”. Zo verlang ik om voor de Heer te zeggen : “Ach er ontbreekt nog veel in ons om te verkrijgen”. Om eerlijk te zijn, wij zijn christenen, maar met weinig hoop. Maar op de zondag geef ik catechesatie aan de mensen van Onoribo en Onverwacht. En hier op Topibo spreek ik zoals de Heer mij de gelegenheid daartoe geeft. Maar de mensen hier in Topibo die het voorrecht hebben dat wij elke zondag voor het aangezicht van de Heer kunnen komen, zijn als waar het woord van de Heer is, dat de duivel daar zijn lans tussen gooit. Als ze voor de doop in de leer zijn, treuren ze zo dat het je goed doet ; ze kunnen je zelfs bedriegen.
Wanneer zij al gedoopt zijn, dan kun je zeggen dat het slechts bedriegelijk was.
Wat moeten wij doen. De Heer moet ons helpen.
Ik en mijn geliefde familie laten u bedanken voor het portret. Het heeft ons veel plezier gegeven. Wij verzoeken u de zendeling Van Calker voor ons te groeten, en ook zijn gehele familie. Wij hebben u ook een klein geschenk gestuurd, een hangmat.
Grote Zendeling, vergeet ons niet in uw gebeden.
Ik ben uw arme broeder,
Petrus Francois Pinas.
Deze brief werd tentoongesteld op de expositie “Na ondro masra parasoro”, fort Zeelandia, Paramaribo, october 2008. De bewaarplaats van het origineel is het archief van de EBG in Hernnhut, Duitsland. Klik hier voor het origineel
Bronnen:
1 - databases
1.1 - Philip Dikland - database oud archief der burgerlijke stand van Suriname
2 - inventarisaties
1765 - inv. no. 222 folio 747
ligging: Parakreek aan de linkerhand tussen de plantages Vollenhoven en de Vrijheit
gegevens: 1300 akkers, 25 slaven, cacao, tayer, bananen, verlaten grond, hoornbeesten, schapen, geiten, taxatie: Nf 12.839,- ; volgens opgave van: Johannes Westering
verzoeker: Arent de Jager, aangestelde executeur, voogd en administrateur over nalatenschap van mr: Aubin Nepveu
3 – Gouvernements advertentieblad 1959-02-10
ONTEIGENING
De gouverneur van Suriname maakt hierbij bekend, dat de stukken bedoeld bij artikel 6 der “onteigeningsverordening” (geldende tekst G.B. 1952 no. 99) ingaande Zaterdag 14 februari 1959 gedurende 3 (DRIE) weken op het departement van Binnenlandse Zaken zullen worden neergelegd, zulks in verband met de voorgenomen onteigening van de hierna te noemen gronden, ten name van de te Delaware in de Verenigde Staten van Amerika gevestigde vennootschap Suriname Aluminium Company, en ten behoeve van de aanleg van een weg met hoogspanningsleidingen van Paranam naar Affobakka, de bouw en exploitatie van een Aluminium reductie-bedrijf en een aluinaarde fabriek, e.e.a. als bedoeld in de artikelen 7, de leden 3 sub (6) en 5, IV en V van de Brokopondo-overeenkomst.
De onteigening betreft de gronden :
1. Een perceel land groot ongeveer 126,6323 ha, algemeen bekend als Topibo II en aangeduid op de figuratieve kaart van de landmeter W.A. Oldenstam van 27 januari 1959 met de letters CDEF, welk perceel land deel uitmaakt van een gedeelte ter grootte van 214,66 ha (500 akkers) van de grond Topibo, gelegen in het district Suriname aan de Parakreek tussen de plantages “De Vrijheid” en “Loefbeek”, welk gedeelte in de openbare registers bekend staat ten name van
a. EMANUEL CRISIS
b. JULY LUCAS NAPOLEON en
c. MARCUS FELIA NAPOLEON ;
2. een perceel land , groot ongeveer 558 ha (1300 akkers), algemeen bekend als Topibo III en aangeduid op de figuratieve kaart van de landmeter W.A. Oldenstam van 27 januari 1959 met de letters BDEKHG, deel uitmakende van de grond Topibo, gelegen in het district Suriname aan de Parakreek tussen de plantages “De Vrijheid” en “Loefbeek”, welk perceel land in de openbare registers bekend staat ten name van
FRANCOIS PINAS;
3. een perceel land groot ongeveer 1495 ha, algemeen bekend als de grond “De Vrijheid” en aangeduid op de figuratieve kaart van de landmeter W.A. Oldenstam van 27 januari 1959 met de letters ABCDEFG, gelegen in het district Suriname aan de Pararivier, welke grond in de openbare registers bekend staat ten name van :
a. WILLEM LODEWIJK AMELO
b. HERMAN JACOBUS AMELO
c. PIET RUDOLF GEMERT
d. HENRY STARKE
e. JOHANNES AMELO
f. THEODORUS AKERUM
g. JAQUES RAALTE
h. PHILIPPUS JOZEF REDMOND
i. LODEWIJK NAPOLEON GEMERT
j. FRANCOIS KENSENHUIS
k. JOSEPH BIERVLIET
l. WILLEM OMMEN
m. PAULUS AMELO
n. JEANNE SOPHIE EVERDINE REDMOND, buiten gemeenschap van goederen gehuwd met LOUIS EMILE MONKOU
o. WILHELMINA JOSEPHINE CHARLOTTE REDMOND, buiten gemeenschap van goederen gehuwd met ADOLF GABRIEL VAN SPANG
p. ALEXANDER GEMERT en
q. De te Delaware in de Verenigde Staten van Amerika gevestigde vennootschap
SURINAME ALUMINIUM COMPANY
Gedurende 4 (vier) weken van de dag, waarop de stukken zijn neergelegd kunnen tegen de plannen schriftelijk bezwaren worden ingebracht bij de Gouverneur van Suriname.
De Minister-President,
De Minister van Algemene zaken en van Binnenlandse Zaken,
w.g. Emanuels
(Mr. S.D. Emanuels)
De Minister van Justitie en Politie,
w.g. Shriemisier
(H. Shriemisier)
De Minister van Financien
w.g. J. Sedney
(Dr. J. Sedney)
De Minister van Economische Zaken
w.g. P.A.M. Van Philips
(Dr. P.A.M. Van Philips)
De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid
w.g. E.M.L. Ensberg
(E.M.L. Ensberg)
De Minister van Onderwijs en Volksontwikkeling,
w.g. A.J. Mopurgo
(A.J. Mopurgo)
De Minister van Landbouw, Veeteelt, en Visserij,
w.g. Rambaran Mishre
(Dr. S. Rambaran Mishre)
De Minister van Opbouw,
w.g. F.E. Essed
(Dr. Ir. F.E. Essed)
De Minister van Openbare Werken en Verkeer,
w.g. De Miranda
(V.M. De Miranda)
DE GOUVERNEUR VAN SURINAME,
w.g. Van Tilburg
(J. Van Tilburg)
Aanvullingen op bronnen door Pinasroots
(klik hier voor Topibo na 1863)
NL-HaNA toegang 1.05.03 Inventaris archief Sociëteit van Suriname 1682-1795, inventaris 254: 1727 februari 14 - 1727 december 30, scan 0434
21-06-1727 Resumptie Solvente boedels overgegeven aan directeuren Sociëteit van Suriname
- Moeder Marie van Topibo
- ter weeskamer vervallen 30-07-1720
- credit cassa weeskamer f.524,--
15-01-1735 Inventaris en prisatie van slaven van Govert Andries Hovaardig die zich op Plantage Topibo bevinden (dus niet toebehorend aan de plantage) [NL-HaNA_1.05.11.14_167_0041]
- slaven aankomende Govert Andries Hovaardig
- in tegenwoordigheid van mejufvr. de weduwe wijlen Jan Wijnen, als huurder zijn geweest van de slaven, de tegenwoordige waarde van de slaven te kunnen weten
Mans slaven
1. Pieter - canter en jager en officier - gepriseert op f.525
2. Bastiaan - jager - f.480
3. Nero - jager, oud - f.200
4. Titus - jager, oud - f.300
5. Coffij - jager, oud - f.300
6. Jantie - jager - f.330
7. Aseaan - kanter - f.325
8. Potentaat - creool, timmerneger, kanter singel kapper en delver - f.600
9. Joost - creool, kanter en delver - f.500
10. Prophiet - creool, delver - f.450
11. Daniel - creool, veldslaaf - f.250Wijven
1. Catarina - oud, gebrekkelijk - f.40
2. Patientie - met een suijgeling genaamt America - f.475
3. Abba - creool, veldslavin - f.400
4. Isabel - creool, veldslavin - f.400
5. Diana - veldslavin - f.400
6. Alida - creool, veldslavin - f.360
7. Amimba - creool met een suijgeling genaamt Daffina - f.500Jongens
1. Baboen - creool, 10 jaar oud - f.225
2. Quamina - creool, 5 jaar oud - f.120
3. Hans - creool, oud 4 jaar - f.80
4. Tonie - creool - f.90Meijsjes
1. Serrafina - creool, oud 10 jaar - f.200
2. Junie - creool, oud 8 jaar - f.200
3. Esperense - creool - f.200
4. Christina - creool, oud 5 jaar - f.170
5. Koeka - creool, oud 5 jaar - f.130
6. Elisabeth - malattin, oud 11 jaar - f.270
Uijt hoofde en uijt kragte van de Codicillaire Clausule bij mij testament gereserveert, verklaare Ik door mijne ordinaire hand teekening, hoe, dat ik in aanmerking genoomen hebbende de trouwe, en langduurige dienste en oppassingen van mijne Criole negerin Flora genaamt, tot vergelding derselve goed gevonden en beslooten gelijk ik bij deesen verklaere mijn Eruste wil en begeerte te sijn gemelde mijne Criole negerin uijt haer Slaevernij te ontslaan, en vrij te geven om te moogen gaen blijven, waer en waer heen sij moght goed vinden en haer fortuijn te soeken na haar Eijgen wel gevallen, belastende dienhalven mijne Erffgenaamen, om die noodigen vrij brieven naar mijn doot, bij de hoop regeering, na behooren te versoeken, en traghte te obtineeren.
Aldus gestelt en geteekent alhier op de plantagie Topibo, in presentie van de onder staende getuijgen. Den 25 april 1747 (: Was getekent:) Dit is eygenhand teeckening van J. Susanna Eerlie, weed:e Jan Weyne. Dat zij getuige Js De La Croux@@@, Joh:s De Loef, Marija Jansen W: d: Bosse, Susanna Clusman.
Accordeert naar Coleatie met syn origineel aan my door de Heer Jsaac de La Croux geexhenbeerd en geregistreerd deesen 20 junij 1747.
[transcriptie: NL-HaNA_1.05.11.14_675_0283]
23-10-1753 Susanna en Jan Kors erfgenamen van Susanna Eerli / Erlie wed. Jan Wijne
folio 323 [NL-HaNA_1.05.11.14_336_0327]
Op Heeden den 23 October 1753
Compareerde voor mij Johan Abraham Jngenlohe Geswoore Clercq ter secretarij van Suriname, rivieren en districten van dien, ende in praesentie der naergenoemde getuijgens,
Vrouwe Susanna Kors huijsvrouw van den Edele Achtbaere Heer Aubin Nepveu, en als Lasten Procuratie hebbende van denselve haere man ter eenre.
En de Heer Jan Kors desselfs broeder ter andere zijde,
beide als Erfgenaamen van Mejuffrouw Susanna Eerli, weed. Jan Wijne.
Ende verklaerde de Comparante malkanderen over en weeder te quiteeren, indemneeren, voor ende van weegens de Nalaetenschap en Erfenisse van wijlen gemelde weduwe Wijne.
Ende verklaerde voorts den tweede Comparant ingevolge op sig te neemen, omme de Schulden ingevolge de boedel reekening en die in tijd en wijlen op den__ven boedel mogten komen bedraegende de voorsz reeds bekende schulden saeme eene somma van Elf duijsent en veerthien guldens, ses st: en agt penningen, [ingevolge deses] geslootene reekenene Couran de dato [ingevolge deses] in zijn prive te Zullen voldoen en betaelen en de vrouwe Comparante te bevrijden voor alle open naer maeninge die men haar in tijd en wijlen, voor de opgem. schulden zoude kunnen koomen te doen.folio 324 [NL-HaNA_1.05.11.14_336_0328]
waar en teegen de gem:t tweede Comp:t in Eigendom Zal moogen besitten, en blijven posideeren de plantage Topibo geleegen in para Creecq aan den boedel van voortz weed: wijne gehoorende, met alle desselfs apendependentie vandien, meten beneffens de verdere voordeele die op gem boedel zich gemeld zijn Zonder dat zy vrouwe compte ooit ofte ooit eenige praetentien hoe die ook genaamt op gem: plant. Topibo zoude mogen prasendgien ofte vermanen te mooge hebben of behouden; maar deselve helfte in de plantage voornt met de verdere voordeelen de boedel voortz aan den tweeden Compt, Cedeerende & transporteerende bij deesen.
En opdat hier van soude blijken daer en soo 't behoort versogte derespective Comp:te dat hier van door mij Geswoore C__ mogte werden gemaekte geleerent acta in forma debita, dat deeze is.
Aldus Gedaan, en Gepasseert alhier aan Paramaribo ter presentie van de pessieurs Johan Pieter Meijer en Pierre Elias Saniet als getuijgens ten dese geadsisteerd.
getekend oa: Susanna Nepveu geb. Kors en Jan Kors
02-05-1759 Susanna Maria Nepveu, dochter van Susanna Kors, was (een) erfgenaam van haar oom Jan Kors.
folio 31
De conclusie van eysch van Pieter Ploos van Amstel, als Procureur van Mr. Aubin Nepveu, Advocaat voor den Hove van Justitie, woonende te Suriname, als in Huwelijck hebbende Susanna Kors, voor sigh tselve, en nogh als Vader en Vooght over sijn Doghter Susanna Maria Nepveu, die Erfgenaam was van wylen haaren Oom Jan Kors, Impetrant van Mandament van revisie ter eenre, op en jeegens Carel Otto Creutz, als door het overlyden van Joan Joachim Werkentyn, nu alleen Executeur van den Testamente en beheerende den Boedel van Maria Janssen, Weduwe van F.C. Bosse, in haar leeven gewoond hebbende en overleeden in Suriname voornoemt, Gedaaghdesse in het voorschreeve eas ter andere zyde. Is na voorgaande deliberatie goedgevonden en verstaan, dat gesteld sal worden in handen wan Parthye, om daar op te antwoorden binnen veertien daagen na insinuatie deeses.
Nationaal Archief Den Haag, archief 1.01.02 Resoluties Staten-Generaal 1576-1796, inv. 3814, scan 245 [NL-HaNA_1.01.02_3814_0245]
"Naauwkeurige naamlyst der plaagien en gronden, in de colonie Suriname". Kroe, Albert van der Amsterdam, 1758-1803, 1784.
Para Creecq. TOPIBO. Beestegrond.
Eigenaars: Boedel A. Nepveu
Administrateurs: F.E. Becker
Maandelijkse Nederlandsche Mercurius, Volume 30, januari tot juni 1790, pagina 60
Obligatien (Twee) ten lasten van Mr Carel Neering Bögel en Susanna Maria Nepveu, Echte Lieden, onder verband van de Plantagien Vrouwen Vlyt, de Hulp en Montauban, het Huis aan het Fort, en de Plantagie Topibo, te Surinamen, in blanco ged 1 July 1776 rent (en betaald wordende) 5 pt ieder f 1000,- 94 1/4 pt
D. Stephan
Topibo in Surinaamse Almanakken
Surinaamsche Almanak jaar | akkers | product | Eigenaren | Directeur | Administrateur |
---|---|---|---|---|---|
1793 | Hout | boedel W.I. Klint | |||
1818 (1817) | S. Abendanon | H.A. Samson ("opzichter") | S. Abendanon | ||
1820 (1819) | " | S. Abendanon | H.A. Samson | S. Abendanon | |
1825 (1824) | " | J.H. Franke | J.H. Franke | J.H. Franke | |
1827 (1826) | " | " | " | " | |
1828 (1827) | " | J.H. Francke | J.G. Snebeling | J.H. Francke | |
1829 (1828) | 1300 | " | " | " | " |
1830 (1829) | " | " | " | J.H. Francke | " |
1832 (1831) | " | " | " | J.G. Snebeling | " |
1833 (1832) | " | " | " | " | " |
1834 (1833) | 1800 | " | H. Schouten | - | H. Schouten, H. Klint en J. Zaal |
1835 (1834) | 1300 | " | Aan plantage Onverwacht | - | - |
1836 (1835) | 1800 | " | H. Schouten | - | H. Schouten, H. Klint en J. Zaal |
1837 (1836) | " | " | " | - | " |
1838 (1837) | " | " | " | - | " |
1839 (1838) | " | " | " | - | " |
1840 (1839) | " | " | H. Schouten | P. vd Meer | H. Schouten |
1841 (1840) | " | " | " | " | " |
1842 (1841) | " | " | " | " | " |
1843 (1842) | " | " | " | zie Onverwacht [H.W. Buillab] | - |
1845 (1844) | " | " | " | " | - |
1846 (1845) | " | " | " | " | - |
1847 (1846) | " | " | " | " | - |
Surinaamsche courant. Paramaribo, 02-05-1833.
(16842) De Exploicteur, bij het Geregtshof te Suriname, zal Vrijdag den derden Mei 1833 des morgen negen uren, ter Kastelenije van gemeid Geregtshof, publiek bij Executie verkoopen:
De GROND Topibo, cum annex, aan de Para Kreek , aankomende J.H. FRANKE.
Surinaamsche courant. Paramaribo, 24-06-1833.
Transporten 19 juni 1833
aan H. Schouten, voor den Houtgrond Onverwagt, van den Grond Topibo aan de Parakreek, aangekomen hebbende J.H. Franke
Surinaamsche courant. Paramaribo, 07-08-1833.
EDICTALE CITATIE.
(28283) De Exploicteur bij bet Geregtshof te Suriname, dagvaard bij alle bekends en onbekende Crediteuren van de navolgende Personen , als :...
Van J. H. FRANKE, wegens het provenue van op den 5 Mei 1833, bij Excutie verkochte Grond Topibo; aangekomen hebbende J.H. FRANKE.
Surinaamsche courant : letterkundig dagblad. Paramaribo, 07-04-1841.
Johan Henrich Francke,overleden 26 februari 1841, 73 jaar, gepensioneerde Majoor Titulair bij de Kompagnie Koloniale Guides.
Surinaamsche courant. Paramaribo, 06-11-1842.
De Administrateur van Financien, zal op aanstaande Vrijdag den 11den dezer, des morgens ten negen ure, door-en ten huize van den Vendumeester M. A. KEIJSER, publiek doen verkoopen: een ERF, gelegen aan de Drambrandersgracht, bekend onder La. E. No. 113, behoorende aan den Boedel wijlen den gepensioneerden Majoor J. H. FRANCKE, op de konditien en voorwaarden, welke bij voornoemden Vendumeester ter lezing liggen. Paramaribo , den 4 November 1842. De Administrateur voornoemd, Ch. LEERS
Surinaamsche courant. Paramaribo, 13-11-1842.
Ter Kastelenije van het Geregtshof.
Door- en ten huize van den Vendumeester M.A. KEIJSER. Vrijdag. 11 November 1842. Het ERF, aan de Drambranders Gracht, La. E. No. 113, aankomende d n Boedel wijlen den gepensioneerden Majoor J.H. FRANCKE --- f105. AMELIA HENDRINA FRANCKE.
Almanak voor de Nederlandsche West-Indische bezittingen, en de kust van Guinea. Jaargang 1856
Plantage is verlaten
Nationaal Archief, Den Haag, Suriname: Onbeheerde Boedels en Wezen, nummer toegang 1.05.11.13, inventarisnummer 2475 - Schouten, Elisabeth Christina, 1828 - 1876 (*)
18 juni 1856: De helft van Topibo behorende bij de boedel van Elisabeth Christina Schouten
Surinaamsche courant en Gouvernements advertentie blad. Paramaribo, 17-11-1864.
Pro Justitia
Op den zestienden November des jaars achttien honderd vier en zestig , heb ik David Fernandes, Deurwaarder, bij het Collegie van Kleine Zaken, ter requisitie van den procureur Generaal, gedagvaard:
den onbekenden eigenaar of eigenaren van den grond Topibo, gelegen in het district Boven Para,
Om te verschijnen voor gemeld Collegie op Dingsdag den zeventienden Januarij 1800 vijf en zestig (1865), des voormiddags om negen uren
ten einde aldaar teregt te staan ter zake , dat blijkens een procesverbaal door den districtscommissaris en eenen sergeant bij de gewapende burgermagt opgemaakt den eersten September 1800 vier en zestig ,is bevonden, dat de communicatie te water of langs genoemden grond zeer slecht was, zijnde de zoogenaamde bieriebierie of watergras daarin zoodanig op gegroeid, dat de gang van het vaartuig veelal bemoeijelijkt werd.
Zullende bij niet verschijning der gedaagden ten bepaalden regtsdage en ure tegen dezelve op den voet en wijze als bij art. 4 en 5 der Publicatie van 1850 (G. B. No. 16), is voorgeschreven, worden voortgeprocedeerd.
En heb ik voorts afschriften van deze daging aangeplakt aan het gebouw waarin bovengemeld College zijne teregtzitting houdt en ter drukkerij van de Surinaamsche Courant en Gouvernements Advertentie Blad bezorgd , ten einde in het eerst uitkomend nummer van hetzelve blad geplaatst te worden.
De Deurwaarder voornoemd , D. FERNANDES
Surinaamsche courant en Gouvernements advertentie blad. Paramaribo, 04-05-1865.
Pro Justitia.
De Exploicteur bij het Geregtshof in de kolonie Suriname, zal op Vrijdag den 5 Mei 1865, des voormiddagsom half negen ure, publiekelijk bij Executie verkoopen : Den grond Topibo, gelegen in het District Boven Para.
Paramaribo, den l Mei 1865. J.A.A. Salomons
Surinaamsche courant en Gouvernements advertentie blad. Paramaribo, 06-05-1865.
Publieke Veilingen
VRIJDAG, den 5 Mei 1865. Ter kastelenije van het Geregtshof. De grond Topibo, gelegen in het District Boven Para.— f 384— J. J. Heijdoorn.
Surinaamsche courant en Gouvernements advertentie blad. Paramaribo, 20-06-1865.
Opgegeven Transporten.
(9476) Den 17den Junij 1865.
De Exploicteur aan J.J. Heijdorn van den grond Topibo, gelegen in het district Boven Para.
Surinaamsche courant en Gouvernements advertentie blad. Paramaribo, 03-03-1868, p. 1.
(2214) De Exploicteur bij het Geregtshof in de kolonie Suriname, zal op Vrijdag den 6n Maart 1868. des voormiddags om half negen ure, pubiekelijk bij executie verkoopen:
Den grond Topibo c.a. gelegen in het district Para, aankomende J.J. Heijdorn
Legende van Arimoribo.
‘De hoofdplaats van Arimoribo (Jonkman?) bevond zich waar hans Paramaribo ligt, terwijl hij zelf woonde juist ter plaatse, welke thans door het gouvernementshuis wordt ingenomen. Een kreek bij de stad, waar het gros van Arimoribo's onderzaten woonde, heette Parimoribo. Of dit juist is, moeten wij betwijfelen. Vooreerst is jonkman in het Arowaksch: Tiekiedolietsi en geen arimoribo. Inderdaad, volgens de Arowakken, die wij ondervraagd hebben, behoort dit laatste woord niet in hun taal; het zou Caraïbisch of Warausch zijn. Toch is de vergissing begrijpelijk, want op de vraag: ‘wie was Arimoribo’ luidt het antwoord steeds: hij was een jonkman.
Het ontbrak Arimoribo geenszins aan krijgsvolk. Op zijn wenk slechts grepen alle Arowakken naar de wapenen. Maar dit mocht eerst gebeuren nadat de Piaaiman de geesten had opgeroepen.
Omstreeks dezen tijd was er een groot feest in de hoofdplaats juist ter plaatse waar thans het fort Zeelandia ligt. Onder de bedwelming van het feestvermaak begon de gebruikelijke schildwacht een houten raaf op een staak, eensklaps te weeklagen.
Allen sprongen op en ziet.... op de rivier naderden schepen met zeilen van ongekende grootte.
De Indianen, eer verbaasd dan bevreesd, wisten niet wat van deze dingen te denken, doch de wijzeren besloten ten laatste, dat het vleermuizen waren.
Maar die Vleermuizen naderden en weldra bleek het, dat ze soldaten inhielden, en vuurwapenen tevens.
De Piaaimannen togen aan het werk en zoo krachtig waren hunne bezweringen dat drie schepen ervan zonken. Toch moesten de Roodhuiden, ondanks ze zich dapper weerden, weder in hunne bosschen terugtrekken.
Van dien tijd af dagteekent het dat ze zich in onderaardsche woningen zooals b.v. op Onoribo en Topibo gingen verschuilen. Die woningen echter bestonden reeds lang te voren en hadden toen een geheel andere bestemming. Want de seizoenen waren niet zooals ze thans zijn wijl telkens als de droge tijd aanbrak een koude over de wereld heerschte, zoodat de voorvaderen der Arowakken verplicht waren die holen te graven om zich voor de koude te dekken. Een andere legende luidt dat in die holen, vooral in Topibo, de Hoelioe of Slangegeest woonde, die evenwel na de komst der blanken zich in de wateren terugtrok.
Het geheele verhaal is zinnebeeldig. Zoo was de raaf of Ara die alarm maakte misschien een werkelijke schildwacht, terwijl de Vleermuizen de Bloedgeesten voorstelden, die den door de Piaaimannen opgeroepen Slangegeest tot den terugtocht noodzaakte. Het geheel vormt dus een zinnebeeldig gevecht tusschen onbereikbare bloeddrinkende Vleermuizen en Slangen En wat kan de Slang uitrichten tegen de Vleermuis, die zij niet kan omkronkelen?
Ook de koude, die over de Wereld ging is denkelijk een zinnebeeldige voorstelling van de vrees, die de voorvaderen der Arowakken beving voor vijanden, die geregeld elk jaar tegen het droge seizoen kwamen aanzetten. Nemen wij echter de Caraïbische uitlegging van den naam in aanmerking dan was Onoli of Tijgervogel een bloeddorstig mensch bezield door den Jaguargeest. Hij woonde te Onoribo, hoewel dit laatste woord ook kan beduiden Onone-irobo (hier is Onone).
Deze legende doelt vermoedelijk op een historisch feit, misschien wel het wegdrijven der Engelschen uit de Commewijne en de Suriname-rivier in het jaar 1626.
Behalve Arimoribo onderscheidde vooral de beroemde Arowak Jorobodie zich door een onverzoenlijken haat tegen de blanken. Zijn portret, zeggen de Arowakken, prijkt nog op het Surinaamsche Wapenschild boven het gouvernementshuis, hoewel kapitein Pierre van de Jodensavanne met evenveel recht beweert, dat het zijne voorvaderen waren, die bij de aankomst der blanken woonden ter plaatse waar thans Paramaribo staat. Er zouden zelfs in het archief alhier kaleta-ke-mere (papier met schrift) bestaan om dit te bewijzen. Ook de Caraïben van andere rivieren gelooven algemeen aan deze legende.
Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië 1914-1917
Herman Daniël Benjamins, Joh. F. Snelleman
[p. 549]
Para,
een der kleinere rivieren van Suriname, ontspringt op ± 5° 15′ N.B. op het heuvelland van de Miendrinitti, stroomt met talrijke grootere en kleinere windingen in doorgaans noordelijke richting en valt bij de plantage Houttuin in de Suriname-rivier. Links neemt de Para, niet ver van haar oorsprong, de Buffelskreek op, iets noordelijker de Saramaccakreek, vervolgens de Sabakoekreek, de Coropinakreek (die zelf van links de Tawaycoera-kreek opneemt) en de Pararac-kreek; rechts de Carolina en de Hooikreek. Een omstreeks het midden der 18de eeuw - na eenig gehaspel met de Directeuren der Societeit - gegraven kanaal, de z.g. Para-doorsnede, gedeeltelijk de genormaliseerde vroegere Bannister-kreek, verbindt de Para met de Suriname-rivier, waardoor men, komende van of gaande naar de Boven-Para, de kronkelingen van de Beneden-Paravermijden kan. Een ander gegraven kanaaltje, de Kraskreek, snijdt, zuidelijk van den grond Onoribo, een groote winding van de rivier af. De Para is een smalle, maar in haar midden- en benedenloop zeer diepe rivier, die grootendeels door zandsavannen stroomt, welke gedurende den grooten regentijd voor een groot deel onder water staan, zoodat men dan over de savannen heenvaart. Zuidelijk van de samenvloeiing met de Carolinakreek worden de savannen hooger. Een weinig ten noorden van de samenvloeiing met de Coropina (welk punt de Triangel genoemd wordt) vindt men op den grond Topibo een solitairen, 20 M. hoogen heuvel, den verweerden kop van een eruptief-gesteente, een laatsten uitlooper van het gebergte van het binnenland. Met haar inktzwart water en haar prachtigen plantengrooi (orchideeën in overvloed) is de Para een der schoonste rivieren van de kolonie. De vaart wordt op sommige tijden van het jaar door het z.g. eilandgras (zie aldaar) belemmerd, wanneer het niet bijtijds wordt verwijderd.
Langs de Para en de Coropina liggen tal van ‘gronden’, vroegere houtplantages, die na de opheffing der slavernij, in communaal bezit zijn overgegaan in handen van de vroegere slavenmachten. De bestaansmiddelen zijn voornamelijk het bewerken van vierkant hout, het zagen van planken en de cultuur van aardvruchten. Op de savannen wonen Indianen. Op 3 der gronden aan de Para heeft men gouvernements-scholen, aan de Coropina een kerk met school der Evang. Broedergemeente en een der R.K. Missie.
De rivier is niet naar Parham (Lord Willoughby) genoemd, zooals Van Sypesteyn waarschijnlijk acht, daar de naam, die zeker van Indiaanschen oorsprong is, reeds voorkomt in de lijst van rivieren in de reisbeschrijving van Keymis (1597).
Over de Para schreven o.m. Mr. H.C. Focke, Een togtje naar de landstreek Para (De Fakkel, 1830). Prof. W.F.R. Suringar (T.A.G.) 1885, 2e serie, deel III). Prof. K. Martin, Westindische Skizzen, Leiden 1887, blz. 18-24. G. Verschuur. Voyage aux trois Guyanes et aux Antilles, Paris 1894, blz. 257-266: Dr. A.H. Pareau, Onze West, 's Gravenh. 1898, blz. 104-110. J.F. Pool, Een reisje naar de Boven-Para in Suriname (De Natuur, Aug. en Sept. 1900).