Links naar informatie over oude landkaarten van Suriname.
- H.C. van Renselaar: Oude kaarten van Suriname 1966 De West-Indische Gids, jrg 45, nr. 1, pp 2-13.
Links naar archieven met landkaarten en plantagekaarten.
- Het Geheugen van Nederland
- UVA: Suriname 1599-1975 - kaarten - bevat (nagenoeg) dezelfde data als Het Geheugen van Nederland
- The John Carter Brown Library Image Collection
- Nationaal Archief: Verzameling buitenlandse kaarten Leupe - Suriname
Bekijk zeker ook de online publicatie: Atlas van plantages in Suriname 1667-1930 door Carel van Hest
door te klikken op de foto wordt u doorgelinkt naar het archiefstuk
|
|
ca 1667 (JC Brown Library) |
The Blathwayt Atlas is a collection of 48 maps assembled between 1680 and 1685 as a reference atlas for the Office of Trade and Plantations, compiled by William Blathwayt, Secretary to the Lords of Trade and Plantations. |
Black, J.D., ed. Blathwayt Atlas, vol. II, p. 199-202 |
|
Black, J.D., ed. Blathwayt Atlas, vol. II, p. 199-202 |
|
Black, J.D., ed. Blathwayt Atlas, vol. II, p. 203-206 (vermoedelijk van) Willem Mogge, met planters van 1671. Een aantal Engelsen hadden Suriname verlaten dus er staan minder planters (100) op dan op de kaart van 1667 (107). |
|
1675 Thornton (JCB Library) |
John Thornton |
1677 Mogge |
Kaart gebaseerd op de kaart van Willem Mogge, uit 1677 ondertekend met C. Craandijk (bron: Jewish Plantations, Publiek domein, Link) |
1671/1677 |
Nationaal Archief, Den Haag, Verzameling Buitenlandse Kaarten Leupe, nummer toegang 4.VEL, inventarisnummer 1666A-1666E (1666E totaaloverzicht) |
1688 Frederick de Wit | De gouverneur van de kolonie, Van Aerssen van Sommelsdyck, gaf opdracht tot een nauwkeurige, kadastrale kartering van het bewoonde plantagegebied langs de Suriname en Commewijne. |
1708 Augury | Suriname Heritage: Para Zie ook Nationaal Archief, Den Haag, Verzameling Buitenlandse Kaarten Leupe: Eerste Supplement, nummer toegang 4.VELH, inventarisnummer 591 |
1713 J. Ottens (Rijksmuseum + VUA) |
Op de kaart is de oude stad Thorarica/Torarica op een verkeerde locatie aangegeven. Thorarica bevond zich waar op de kaart van Lavaux 1757 "Zandpunt" bevindt, op de kaart van Moseberg 1801 plantage Overbrug. |
1713 (LoC) |
Plan de la riuiere de Suriname, de la ville de Paramaribo, et de fort Zelandia 1713
|
1715 Walraven (GaHetNa) | Kaart gebaseerd op de Labadistenkaart uit 1686. Titel Leupe: "Kaart van de Suriname-, Commewijne- en Cottica-rivieren met aanliggende plantages." De ‘Zeekere Tekening’ waarvan de Amsterdamse landmeter Maurits Walraven in de verklaring bij zijn ‘Caart van Surinamen’ uit 1715 op blad 216 melding maakt, betreft de zogenoemde labadistenkaart uit 1686, die tot omstreeks 1920 deel uitmaakte van de collectie van de Koloniale Bibliotheek in Paramaribo. Die originele kaart is sindsdien verloren gegaan, zodat de hier gereproduceerde kopieversie nu de enige nog bestaande weergave is van deze vroege verkenning van het oostelijke deel van Suriname. In 1684 kwam een groep labadisten, volgelingen van de voormalige jezuïet Jean de Labadie, uit hun woongemeenschap te Wiewerd in Friesland op uitnodiging van gouverneur Van Sommelsdijck over naar Suriname. Zij vestigden zich in een afgelegen eigen nederzetting aan de oostoever van de Surinamerivier op een kleine 100 kilometer stroomopwaarts van Paramaribo, die de naam La Providence (De Voorzienigheid) kreeg. De gronden daar bleken echter minder geschikt voor de landbouw, waarop een aantal sekteleden in 1686 een uitgebreide verkenningstocht door de kolonie ondernam om elders een betere locatie te zoeken. De resultaten werden vastgelegd in de genoemde kaart, die overigens waarschijnlijk ook ten dele is gebaseerd op die van Willem Mogge (MARITIEM MUSEUM ROTTERDAM, K119). Op de labadistenkaart komt onder meer de vroegste vermelding van de nieuwe forten Para en Commewijne (later Sommelsdijck) voor, maar La Providence zelf ontbreekt opmerkelijk genoeg. De nederzetting met de omringende plantage werd uiteindelijk in 1719 verkocht, na het definitieve uiteenvallen van de labadistengemeenschap. Het noorden is onder. [Bron: Atlas of Mutual Heritage] |
<1718 Ottens | Vrije Universiteit Amsterdam |
1737 Lavaux (Rijksmuseum) |
Op de kaart zijn ca. 400 plantages aangegeven. |
1757 Lavaux (Rijksmuseum) |
Algemene kaart (Dit is de eerste editie door H. de Leth, kort na 1737 (originele kaart) gepubliceerd. In tegenstelling tot latere edities geen inzet met plattegrond van Paramaribo. Wordt ook wel de kleine Lavaux genoemd.) |
1758 Lavaux (JCB Library) |
met inzet Paramaribo Tevens in te zien / te downloaden op het Geheugen van Nederland |
1758 (LoC) |
Landkaart van de Volkplantingen Suriname en Berbice Ingekleurde versie op Het Geheugen, UBM: Kaartenzl: 104.03.34 Vervaardigd ca 1758-1767 |
1770 (JCB Library) |
Nieuwe kaart van de colonie van Suriname, met alle derzelver rivieren, kreeken enz. (Fermin / van der Plaats jr.) Behoort bij Nieuwe algemeene beschryving van de colonie Suriname, Fermin 1770 Tevens in te zien/ te downloaden op het Geheugen van Nederland |
1770 Schley (JCB Library) |
Jacobus van der Schley Legenda: |
1796 Heneman |
Overzichtskaart van het 'bewoonde en gecultiveerde gedeelte' van de kolonie Suriname, Sectie F blad II (Parakreek met Onverwacht, Topibo) Titel Leupe: Kaart van het bewoonde en bebouwde gedeelte der Colonie Suriname in groot bestek, met eigentijdse bladwijzer. Te downloaden bij het Nationaal Archief, Den Haag, Verzameling Buitenlandse Kaarten Leupe, nummer toegang 4.VEL, inventarisnummer 1678: rondom Topibo-Onverwacht: 1678 (overzicht), F-I 1678.72, F-II 1678.73, F-III 1678.74,C-XVI 1678.27 (Bijgewerkt: K-C-XVI 1678.101), C-XVII 1678.28, C-XVIII 1678.29 (bijgewerkt: L-C-XVIII 1678.102)
|
1801 Moseberg (Geheugen van Nederland) | |
1835 Mabé | Behoort oorspronkelijk bij het werk 'De landbouw in de kolonie Suriname' door landbouwkundige M.D. Teenstra. Die publicatie schenkt speciale aandacht aan het verval van de plantages. |
Rosevelt en Lansberge 1882 (Geheugen van Nederland) | Meerdere kaarten van Rosevelt & Lansberge beschikbaar |
1930 Bakhuis Quant |
Niet Paramaribo, waar aanvankelijk slechts een fort zich bevond, was de hoofdstad van de Engelsche Kolonie Suriname, die 27 Februari 1667 door Abraham Crijnssen voor Zeeland werd veroverd, maar een hooger de Suriname-rivier op gelegen plaats, Thorarica geheeten.
Deze naam Thorarica, die oudtijds ook op velerlei andere wijze werd gespeld bv. Torarica is natuurlijk de weerklank van een ouden inlandschen indiaanschen naam.
De Engelschen hadden aan het onderdeel der Kolonie, waarin deze hoofdstad Thorarica lag en, volgens Hartsinck (1) ook aan de hoofdstad zelf, een nieuwen eigennaam, Santo Bridges, gegeven, die evenwel terstond na de komst der Zeeuwen blijkt te zijn in onbruik geraakt.
De oudere naam Thorarica daarentegen bleef bestaan, zoowel voor het stadje — zoolang dit nog niet geheel verdwenen was, als voor de divisie waarin het eenmaal gelegen had tot het jaar 1863 toe.
Nu is deze oude Surinaamsche aardrijkskundige naam bijna geheel in vergetelheid geraakt. De divisie Thorarica, vroeger immers als de eerste onder de divisies genoemd, ging op in het district Boven-Suriname; het stadje was reeds lang geheel ondergegaan. Daar, waar in 1665 volgens het bericht van den Engelschman Warren, behalve Gouvernements gebouw en kerk honderd woningen hadden geslaan, vonden de geschiedschrijvers van het laatst der 18 de eeuw, Pistorius en Hartsinck, zoogoed als niets meer. En na Hartsinckwiens werk in 1770 verscheen, wordt er geen enkel bericht meer over het plaatsje Thorarica aangetroffen. Het is van den aardbodem, en van de kaart, verdwenen. De nieuwe hoofdstad Paramaribo had het snel overvleugeld en langzaam den dood aangedaan.
Bij den loop der geschiedenis heeft men zich neer te leggen. Doch 't is wel jammer, dat de naam en de oude tijd waaraan deze naam herrinnert, zóó algemeen vergeten zijn. Behoorden de kinderen van Suriname de geschiedenis van de oude hoofdstad niet allen te kennen? Nu weten zelfs de menschen, die de plaats van het oude Thorarica bezitten, en bewonen, niet, op welk historisch belangrijk plekje zij gevestigd zijn.
Maar het ergste, van het standpunt van den geschiedvorscher uit beoordeeld, is dit: dat zich in Nederland (2) en in de kolonie een geheel onjuiste overlevering gevormd heeft omtrent de plaats, waar Thorarica heeft gelegen. Slaan wij de Encyclopaedie van Ned. West- Indië op, dan lezen wij daar, onder het woord Thorarica : „De plaats lag aan den linkeroever der Suriname-rivier, waar men thans de plantage Waterland vindt."
Men kan gerust zeggen, dat een ieder, die nog iets van het vroegere bestaan van thorarica vernomen heeft,' evenals de aangehaalde Encyclopaedie meent, dal het stadje Thorarica lag op de plaats van Waterland. Vragen wij evenwel na, waarop deze meening berust, dan worden wij verwezen òf naar twijfelachtige mondelinge overleveringen òf naar eenige oudere schriftelijke berichten. Van Sijpenstein Beschrijving van Suriname 1854 blz. 3 vermeldt „het vlek Thorarica op de plaats waar nu de plantage Waterland is gelegen." Mr J. J. Hartsinck. Beschrijving 1770 II bez 552 geeft deze opsomming: „Tuinhuizen .... Banister kreek .... voorheen lag hier omtrent Torarica."
Hier in het bericht van Hartsinck, is echter een fout geslopen. Hoe kwam hij er aan, dat bij de Banisterkreek (is ongeveer plantage Waterland) Torarica heeft gelegen? Er was, deelt hij mede, niets meer van te zien! „Voorheen lag", „doch is thans vervallen." Had Hartsinck de gelegenheid gehad, de plaatsen te zien waarover hij schreef, — hij is niet in de Kolonie geweest, doch beschikte over belangrijke stukken en andere schriftelijke bronnen — dan had hij zijn fout zeker niet gemaakt. Want zelf schrijft hij als volgt over een andere, dus tweede, vervallen plaats, aan denzelfden oever hooger de rivier op: „Vervolgens maakt de rivier een groote bocht (men begrijpt: de bocht van Chatillon. - O.) en keert zich naar het Noord Oosten en voorts Zuidelijk tot aan het dorp de Zandpunt geheeten, daar eenige ingezetenen in 't begin der Kolonie gewoond hebben en ook een keik is geweest, doch waar van weinig of geen bewijs meer te vinden is: ook gingen de schepen aldaar toen gemeenlijk ten anker liggen, nu is daar een plantagie welke de Heer Gouverneur Mauricius bezeeten en La Simplicité genoemd doch naderhand verkocht heeft. Weinig boven deeze punt stort zich, ten westen de Separipabo-kreek in de rivier."
Welnu: dit dorp „de Zandpunt", waarvan weinig of niets meer te vinden was in Hartsincks tijd, dit was Thorarica. „De Zandpunt" is eenvoudig de hollandsche naam voor het plaatsje; de naam komt in de oude papieren telkenmale voor.
Kort voor Hartsinck had Pistorius ook eene „Beschrijving van Zuriname 1763„ uit gegeven. Dit werk is minder omvangrijk en belangrijk en ook minder bekend dan dat van Hartsinck. In de zaak, die ons ditmaal bezighoudt, is, het niet zonder beteckenis, dat Pistorius wel de Kolonie bezocht heeft. Hoe beschrijft hij nu een reis de Suriname op? Hij noemt achtereenvolgens : „eenige uren boven Para, de Banisterkreek", „verder opvarende nog een andere kreek van weinig belang" „dan Torarica, mede van gering aanzien, wordende meerendeels bewoond van arbeidslieden, planters en joden". Zóóveel blijkt ten minste wel uit deze beschrijving, dat de Banisterkreek en het stadje Thorarica niet dezelfde aardrijkskundige ligging hebben. De verstandige lezer begrijpt dat „de Zandpunt" met Torarica bedoeld wordt.
Hoe Hartsinck tot zijn fout kwam, willen wij hier niet onderzoeken. Dit is zeker, dat zijn fout overgenomen in door alle latere schrijvers. Er schijnen omstandigheden te zijn geweest, die er toe konden medewerken om juist plantage Waterland met de traditifin van het oude Thorarica te vereeren.
Doch uit alle bescheiden, die ouder zijn dan Hartsincks werk, en vooral uit de kaarten, blijkt voor elk die er een oog in slaat (toch wonderlijk.dat dit niet meer met de noodige aandacht geschied is!) ten duidelijkste, dat Thorarica hetzelfde is als „de Zandpunt" en lag een weinig beneden de Siparipabo-kreek, bij Simplicité.
Hartsinck heeft van „Zandpunt" en „Thorarica" twee dorpen gemaakt.
Voor twijfelaars geeft de oudste hollandsche kaart der Kolonie, uit het jaar 1671 afgedrukt in het Tijdschrift van het Koninklijk Aardrijkskundig Genootschap Deel x x x 1913 blz 42, waarop de naam der stad „Torarica" voorkomt, spoedig den doorslag.
Bezoekt men de plek, waar eenmaal Thorarica lag, de baai in den linker Suriname-oever voorbij „Simplicité", dan ziet men licht in, hoe goed deze plaats door de eerste kolonisten in verband met hun omstandigheden gekozen was. Mijlen ver de rivier op, en dus niet door binnenvarende vijanden te overvallen. Een prachtige baai, waar de schepen ter reede konden liggen, herstellingen ondergaan en benevens hun lading ook zoet water innemen. De plantages, vanwaar de lading komen moest, had men nog hooger op gevestigd.
Als de voorstad dezer landbouw kolonie lag Thorarica daar, aan den oever, met zijn kerk en gouverneurswoning en honderd huizen aan den, took daar reeds zoo genoemden „Waterkant".
J.W.C. ORT.
(1) Beschrijving. II blz 572 "het sieedje Torarica ook genaamd Santo Bridges.
(2) Juist is het, alleen op oudere traditie en niet op de foutieve jongere nederlandsche overlevering gebaseerde, Engelsche bericht bij Rodway 1888 „Tararica on the sites of whatarenow Overburg and Watervlied".
Verwees mijn vorig artikel den lezer voor het bekomen van zekerheid omtrent de juiste ligging van het stadje Thorarica, ten slotte naar de oudste bekende kaart van Suriname, die de heer F. C. Muller in het Tijdschrift van het Aardrijkskundig Genootschap (15 Jan. 1913 blz. 42) heeft gepubliceerd, dit moet niemand zoo opvatten alsof men hier in Suriname geen andere kaarten tot zijn beschikking zou hebben, wanneer men zich voor de oude geschiedenis van de kolonie mocht interesseeren.
Menige Surinamer, wien in de Leeszaal te Georgetown in Demerara met hoffelijkheid kaarten van zijn kolonie worden voorgelegd, komt in de meening dat men hier niet bezit wat men daar kan toonen. Ten onrechte! De Koloniale BibliotheeK heeft ook haar bezienswaardigheden.
Ik noodig den lezer uit, eerst in onze onmisbare vraagbaak, de „Encyclopaedie van Ned. West. Indië" het woord „Zee- en Landkaarten" op te slaan. Daar treffen wij, in de chronologische rangschikking, na twee kaarten „van Mogge, die - dateerend uit de jaren 1671 - en 1677 - met 1 en 2 genummerd zijn, als No. 3 vermeld aan: een „Landkaart van de Landstreeken Cottica, Comowini en Suriname, alles nauwkeurig afgeteekend door A. Maars", verschenen in het boek van J. D. Herlein: Beschrijving van de Volkplantingen Suriname. Leeuwarden 1718.
Het laatstgenoemde werk is in de Kol. Bibliotheek aanwezig en de kaart daarin te vinden. Hebben we ze opengevouwen en ingekeken, dan wordt onze belangstelling voor de geschiedenis van de Kolonie althans toch wel even geprikkeld.
Immers, verscheidene dingen treffen den opmerkzamen beschouwer van deze kaart. Bijv. heet daar niet alleen de Cottica, maar ook de Perica „Cotticastroom". De Motkreek draagt den naam van „Cottera-stroom"; dicht bij zee, aan den westelijken oever, ligt evenwel een plantage, waarvan Mot als eigenaar vermeld staat. Onder de andere plantersnamen vinden wij natuurlijk verscheidene van bekende Israëlitische families: Nassy, da Costa, de Silva, de Pina, la Parra. Eigenaardig is de naam Makertof (fout over geschreven of gezet, voor Makertos, met lange s aan het eind) aan de Commewijne; den neger-engelschen naam „makentossoe" kent de volksmond nog voor de plantage, later Fairfield geheeten.
Zijn dit enkele voorbeelden van vele dingen, die de aandacht gaande houden, des lezers blik is misschien afgedwaald naar het stadje Thorarica. Dat zal men terstond vinden : een kerk en eenige huizen zijn er geteekend. Slechts dit moge ik er aan toevoegen : volgens deze kaart ligt Thorarica een heel eind hooger de Suriname op een ondiepte, die zich uitstrekt over een groot deel der "breedte van de rivier (nu bij Goede Vrede); en recht tegenover een ondiepte die wij gemakkelijk herkennen als de zandbank tegen den rechteroever aangelegen, waarnaar het tegenovergelegen Zandpunt genoemd is.
Het preciese jaartal waarvan wij den toestand in deze kaart van Maars weerspiegeld zien, waag ik niet te gissen. Houden wij er rekening mee, dat het fort Cottica er wel op voorkomt (1686 begonnen) en de kerk in Commewijne (gesticht in 1688) niet, dan moeten wij de kaart dateeren 1686/88. Zoo eenvoudig en zoo zeker is dat echter niet! Een kaart behoeft niet volledig te zijn. Gegevens van een oude kaart kunnen ook met nieuwe gegevens op een nieuwe kaart zijn te zamen gevoegd. Op een oude kaart kunnen nieuwere gegevens zijn bijgeteekend, alvorens de nieuwe uitgave in druk verscheen. Het laatste is, dunkt mij, zeker wel het geval met de "Nieuwe kaart van Suriname, vertonende de stromen en landstreken van Suriname, Comowini, Cottica en Marawini... , met nauwkeurige aanwijzinge van alle de steden, sterktens en Plantagien mitsgaders de diepte der Stroomen en Banken volgens de nieuwste waarnemingen. "F. Amsterdam bij J. Ottens" (zonder jaartal).
Een deel van deze kaart, in de Encyclopaedie t.a.p. onder 5 genoemd, is in de Kol. Bib), te vinden, afgedrukt in het werkje van Prof. Richard Gottheil: Contributions to the History of the Jews in Surinam. From The Publications of the American Jewish Historical Society, No 9. 1901. De schrijver acht de kaart eenige jaren jonger dan die van A. de Lavaux en dateert zé 1750 - 1780. Dit is klaarblijkelijk een vergissing. Reeds het Fort Nieuw Amsterdam (1734—1747 gebouwd) komt op de kaart bij Gottheil niet voor. Een vergelijking met de kaart van Maars, hierboven gesproken, maakt het al dadelijk meer dan waarschijnlijk, dat beide kaarten ten nauwste aan elkaar verwant zijn. De grootte is gelijk. De teekening, waaróp beide berusten, is, tot in onderdeelen dezelfde eigenaardig onnauwkeurige. Zijn beide kaarten ook ongeveer tot het jaar 1687 bijgewerkt, een verschil is dat de kaart van Gottheil namen opgeeft van vele jaren vroeger voorkomend o. a. op de kaarten van 1671 en 1677 - die evenwel Maars weer niet vermeldt. Heeft Maars hier correctie aangebracht? Daarentegen heeft de kaart van Gottheil b.v. weer ter plaatse waar Maars den planter Mot neerzet, de verbetering "Batterij en Wachthuis".
Beide oude kaarten zijn m.i., daar ze oudere en nieuwere gegevens vereenigen, met voorzichtigheid te gebruiken, maar dan ook van niet geringe geschiedkundige waarde.
Een derde kaart, in de Kol. Bibliotheek te vinden, is een handschrift, niet vermeld in de Encyclopaedie. Door de goede zorg van den bibliothecaris is het belangiijke kaartje, waar namen op voor komen, die - bij mijn weten - nergens elders staan opgeteekend, behoorlijk opgeplakt en voor verder bederf behoed. In gevolge de juiste aanwijzing van den heer J. A. Polak is er met potlood de datum 1683-1688 op geschreven. Het komt mij voor, dat dit kaartje eigenlijk behoort bij een eveneens in de Kol. Bibliotheek aanwezig handschrift van een reisbeschrijving, waar over ik ter deze plaatse den belangstellenden lezer spoedig meer hoop te kunnen mededeelen.
JWC Ort
Zie verder ook H.C. van Renselaar: Oude kaarten van Suriname (1966)